Ik ontmantel de muren van mijn sjofele zijn
Een wankel huis op instorten
met afbrokkelende fundamenten
Mijn broze brein bedenkt letters
die diep in de stenen staan gegraveerd
Het puin glipt door mijn vingers
tot de bodem van mijn dagen
waar een okselfrisse zangeres het opraapt
Ze zingt toondoof de opera van morgen
met als achtergrond de ruïnes van mijn taal
Buiten zorgt een vijver vol dode vissen
voor beschutting en geborgenheid
Piranha’s die de zin hapten
uit mijn vluchtige gedachten
Het gruis van mijn huis ligt uitgestrooid
klaar door anderen bewandeld te worden
langs het woelige water
De knerpende klanken resoneren nog na