Je slikt. Verteert. Kent dat gevoel. Slechts een appendix te zijn.
Ergens. Verborgen. Vandaag en overmorgen. Alle wensen worden klein.
Intussen liggen ze daar in een plastiek potje. Tomaatjes die het niet goed weten.
Of ze nu als snoep of kets geboren werden. Het is een raadsel miniscuul.
Die eenzaamheid. Je weet wat ik bedoel. Zij vraagt of ze mag blijven slapen in mijn hart.
Slechts omwille van dat rood.
uit de reeks 'Over eelt en zurkelteelt'