Op een prachtige herfstdag,
een halve eeuw na 'de overtreding',
werd hij niet aangehouden
toen hij het park binnenfietste.
Tot zijn verbazing was het politiegebouw
omgetoverd tot een grand café
'De Nachtegaal', tevens de naam van het park.
Hij ging daar aan een tafeltje zitten
met uitzicht op hun 'voetbalveldje'.
Vervreemdend hoe een lachende ober
een menukaart in zijn handen duwde
en even later de rekening.
Hij kon de agent die
hem woest van zijn fiets sleurde
omdat hij het fietsverbod keer op keer
aan zijn laars had gelapt,
en hem, nog een kind,
totaal onverwacht een boete gaf,
maar niet uit zijn hoofd zetten.
Zijn vader was razend geweest
toen hij thuis kwam.
Als Adam met Eva,
was hij op die bewuste dag
uit het paradijs verbannen.
Hij zou het nooit vergeten,
‘Een koffietje graag!’
Hij voelde de warme zonnestralen
op zijn, van ouderdom gerimpelde gezicht.
Hij luisterde naar het geruis van de kloeke bomen.
Het razen van de auto’s op de ring
haalden hem uit zijn dagdroom.
Ze reden naar de Nederlandse grens
waar hij inmiddels vandaan kwam.
De jonge fietsers
op het fietspad
dat nu als een groene ader
door het park liep,
genoten zonder dat ze het
wisten van hun 'nieuwe' vrijheid.
Hij nam kleine slokjes van zijn koffie.
Verliefd keek hij naar het bomen koppel,
dat ooit als doel had gediend.
Nu zat een verliefd stelletje in hun midden,
op een tapijt van bladeren te zoenen.
Het liefst had hij de bal van onder
zijn snelbinder gerold.
Hij zou met zijn vrienden
weer een potje voetballen.
Alsof de tijd had stilgestaan.
Een dribbel, een pas, een schot.
Een prachtig doelpunt als apotheose.
Maar de tijd staat niet stil.
Noch laat de liefde zich verdrijven.
En de dood zit op de hielen van oude mensen.
Toen kwam een medewerker van het park
met een bladblazer langs.
De man zag met lede ogen toe
hoe al zijn herinneringen
op een hoop werden geblazen.
Het maakte een vreselijk kabaal!
Hij stond op, haalde zijn huurfiets van het slot,
en liep met een onwerkelijk gevoel uit het park.