het duurt altijd veel te lang
voor het zuur opbreekt
mijn maag herbergt nochtans
kraters van het vele graaien
achtergebleven tengels
van het grissen
in mijn keel zijn wat kruimels
blijven steken en
ik kots weer van mezelf
bots op een klein meisje
en aai door haar haar
ik zeg volgende keer
wordt het liefde
echt waar