Ann Henri

Gebruikersnaam Ann Henri

Teksten

Huilen is voor straks

Dus ik moet opnieuw beginnen. Ik kan niet anders. Op een bepaald moment is mijn leven gescheurd. Iemand had mijn leven in handen als was het een boek waar bladzijde na bladzijde werd uitgescheurd en versnipperd. De snippers waren voor mij. Ik moest ze bij elkaar zoeken en tegen het licht houden. Ik snapte er niks van. Ik moest mijn hoofd erbij houden. Nadenken. Puzzelen. Passen. Uitdokteren. Begrijpen. Beseffen. Dat laatste is het moeilijkste. Vandaag is weer zo'n dag waarop ik besef. Begrijpen gebeurt in mijn hoofd. Beseffen in de rest van mijn lijf. Ik verstijf. Ik voel het vooral in mijn benen. Ik bibber. Alles tintelt vanbinnen en in mijn keel nestelt zich een gevoel dat voorafgaat aan huilen. Dat huilen is voor straks. Uit mijn voeten en handen komt ijs. Ik mis iedereen. Ik werd vakkundig verwijderd toen de waarheid begon te dagen. Achteraf gezien was het niet zo slim van mij om hardop vragen te stellen aan de gelovigen van dienst. Maar wat wil je ?  Wat doe je als je op je grondvesten davert ? Als de waarheid waarin je geloofde een leugen blijkt te zijn ? Als niks nog is wat het altijd leek ? Toen mijn vader viel, viel ik ook. Alsof hij degene was die me altijd al bijeenhield. Toen hij uiteenviel, ik ook. Er klopte niks meer. Ze hadden mijn vader vastgebonden. Hij wrikte zichzelf los en wandelde in zijn pyama de koude herfstnacht in . Naar huis. Maar dat vertel ik later. Misschien vertel ik beter eerst iets over mijn tegenspeelster. Die was ook niet waar, zo bleek achteraf. 

Ann Henri
24 1

Heel wat

Niemand heeft het gemerkt. Dat is goed en niet goed. Dus ja : ik was het. Ik zat in het restaurant aan een tafeltje met mijn man en schoonvader. Na al die tijd. Niemand zag het. Ik weet niet meer hoe het moet. Maar ik probeer. We zaten vlak bij de deur. Ik kon weg wanneer ik maar wilde. Er was iets met het licht : te geel denk ik. Een mannenstem denderde door Nina Simone. Ik probeerde mij te focussen op het gesprek aan onze tafel. ' Hebben we al gegeten ?' vroeg mijn schoonvader. Ja, dat hadden we. Mijn hart bonsde. ' Je doet het goed ' kalmeerde ik mezelf. Aan de bar krijste een vrouw een gat in mijn trommelvlies. ' Hebben we al gegeten ? ' vroeg mijn schoonvader weer. Mijn kleine hersenen draaiden even om hun as. ' Blijven ademen ' zei ik tegen mezelf. 'Ik zal een foto nemen ' zei ik. Ik deed een paar passen achteruit en tikte op de rode cirkel. Daarna toonde ik hem de foto. ' Ben ik die oude man ?' ' Ja ', zei ik ' en je ziet er jong uit voor je leeftijd'. Ben ik deze vrouw die aan tafel zit met haar man en schoonvader ? Ja. Deze mensen zijn waar. Deze twee mannen maken geen deel uit van de leugen. Twee pijlers. Dat is heel wat, gezien de feiten. ' Hebben we een paraplu bij ? ' vroeg mijn schoonvader. ' Daar ' antwoordde mijn man en wees naar de paraplubak bij de ingang. Later liet ik de regen tegen mijn huid kletsen. Deze waarheid moet in mijn gezicht gekletst worden. Ik moet de leugen nog meer beseffen. Iemand moet de leugen uit mij zuigen en mij injecteren met de waarheid. De waarheid moet in mijn bloedbaan geraken. Dan kan ze gaan stromen. Pas dan kan ik worden wie ik ben.

Ann Henri
11 1

Is goud

Waar ik al die tijd was ? Ik was weg. Weg naar vroeger. Ik had geen keuze.  Op een dag stond er een meisje in de kamer. Eigenlijk niet echt op een dag. Niet plots. Ze was er al vaker geweest, maar ik had haar niet herkend. Nochtans had ze aan mij getrokken en geschud. Ze leek wel een aardbeving, een draaikolk. Ik heb me stevig verzet. Pillen genomen opdat ze weg zou blijven. Ik wist niet wat er gebeurde. Ze bleef komen. Weet je nog dat ik ver van huis was, zei ze. Dat er ’s nachts een olifant op mij lag ? Deze keer durfde ik haar aankijken. Ze keek brutaal terug, stak haar hand uit. Kom, zei ze. Nu herkende ik haar wel. Ik zag haar witte contouren. De natte lippen van de nonkel. De dwingende ogen van de tante. De vinger op haar moeders lippen. Koffiekransjes in de zitkuil. Polonaises op familiefeesten. Zijn varkensogen. De rose pluisjes in het schemerdonker. Ik voelde de mist in het kleine meisjeshoofd. Waarom was het haar schuld ? Ik voelde haar maag omkeren, samen met de feiten. Ik voelde haar hersens draaien; een andere waarheid maken : het was haar schuld. Alleen begrijpt ze niet waarom. Is ze daarom zo bang ? Het was niet jouw schuld, zeg ik. Ik ben zo'n kind, zegt mama. Wat voor kind ben jij dan ? vraag ik. Zo'n kind, zegt ze. Het was niet jouw schuld, herhaal ik. Ik heb het meisje van vroeger uit de zitkuil geplukt, uit de natte lippen, uit de veinzerij. Ik heb haar op mijn heup genomen. Haar hoofd in mijn handpalm. Ik heb haar gezegd dat ik haar gehoord heb. Dat ik weet dat het waar is. Dat zij de waarheid nooit meer alleen hoeft te dragen. Ze heeft zich als een aapje aan mij vastgeklampt. Ik heb haar zo hard tegen me aangedrukt dat ze in mij is gekropen. In mij is opgelost.  Dat is waar ik was. Het meisje is veilig nu. Bij mij. Verder geen commentaar.

Ann Henri
11 0