De taal herwinnen is al beheksing
Dat er een voor- en een na-Lucebert was
En in bijna elke regel het besef:
Schrijven schaadt aan Stückwerk
Maar het is krach waar ik keien sla
En dat het was een desoeuvre voor droge beduiders
Wier wonen wrokt tegen het ontwetend antwoord
En nu is een gedicht niet meer verschoning voor omspelen
Met spreken geslagen in schamelste tijden
Ter hand het tellen - verdragen wij
Ontruiming door afkomst?
Wat gruwelt stapelden de dichters
En dat het gaat om de gaten. Wat daarin dondert is niet rekkelijk,
Na af- en aanwezigheden vermaakt zich
De verglijdende voorzegger