Zacht warm avondlicht valt door de kier van het gordijn. Er wordt geen aanstalten gemaakt om extra licht aan te steken. Een kat likt het laatste restje ravioli uit het pannetje.
Geschaterlach van de buren galmt door de kamer, maar komt nooit aan.
De laatste getuigen van de levenden sterven weg op straat.
Onbeweeglijk tussen fleurige kussens, half verscholen
onder een Frozen deken dat dringend in de was moet, wachtend op de nacht.
Toch nog telefoon. Vuile verrader van de stilte. Twijfelen of het wel moet,
lang genoeg. Opluchting, een ingehouden zucht. Het donker breidt zich uit,
rondom en meer nog binnenin. Het slokt contouren en zin(nen) op tot
rinkelende fietsbellen en voorbijrijdende auto’s de ochtend aankondigen.
Voor niets gaat de zon op.