Hij heeft een kaal plekje, op zijn voorhoofd, net waar zijn haar begint. Iedereen heeft een kale plek. In Bredene. Daar is een frietkot waar men enkel bitterballen met andalousesaus verkoopt. "Andalosersauce", zegt de Engelse uitbater met een troostende grijns. Hij denkt dat ie terugkomt. In de winter, als de maan leegloopt, als de zee alleen is.
Weet hij alles? E40 is een kleurstof, mensengrijs met onzuiverheden van wit, soms wat rood. Hij telt palen, geen kabouters en de blikken zonder lach. Gelukkig. Treft het ongeschonden, zijn kleine mortuarium. De kadavertjes van z'n illusies zijn er netjes opgedroogd.
"Sorry, ben gesloten", zegt het bordje dat hij nu voor eeuwig aan het deurtje hangt en groet nog de papaverbloemen die geborgen in de voegen groeien.
Het gaat en moet, het wolkenkind. Op reis, ver weg voorbij de Akkaert, het bootje volgestouwd met zuurtjes, een opgevouwen droom, de wenskaart voor zijn moeder. Hij neemt er nog eentje, denkt aan haar laatste zucht.
uit de reeks 'Alfred frietkabouter'