Waar zij zaaiden, wil ik hoogst worden
Zij die dekens waste wegens geldputten,
spelden op kussens stak tegen vingers
grijpend naar waar blouses strak spannen
Zij die wiegendood, ongeval,
en pokken uit haar kleren klopte
als meel van het brood voor de overlevers
Zij die viermaal daags haar huid
met een naald doorprikt, jaren
afkoopt voor wie nog kan opdagen
We nemen onze vaders namen,
zingen onze moeders taal