Vossen snellen zich over de besneeuwde velden
het vliedende landschap zuigt zich onder de buiken
de vossen zijn slijpende slijpen hun oren
spits wrijven de ogen wrijven de streek
in de ogen
straks zal er het bloed zijn, bloed dat kuilen maakt
tot de bodem ‘d aarde en sporen van
sluikse silhouetten benevens de
indrukken van prooien, contouren traag en kil
het laatste neerleggen langzaam
En de wind die huilt over de streek
na de gruwel het luwen dekkend onder het lommer
blad op blad bij 't oude gebladerte
verse vlokken vleien zich
zijgend vers gestreken
ook de herhaling laat zich vallen