de hemel blauw
als de herfst
en wij eronder
door de voorraden heen, ontwaken
uit een winterslaap, enigszins
bedwelmd
door de schoonheid
van dorre bladeren, naalden
en stronken, gevallen
kadavers en pluimen
maar zie toch maar
hoe hoog het licht, hoe hoog
de lucht en de twijgen
als in een schildering van vegen
en vogels
en vogels, vogels, vogels