Vrouwen heb ik altijd
uitgekozen om hun looizuur.
Daarmee lieten gekke skeletten
enge vlekken op me na.
Mijn ademhaling hapert.
Een strakke zak omgordt mijn borst.
De dood maakt haast
en huist al in een zucht.
Met zwavelzuur mijn snoezen voeren,
mijzelf trakteren op oxaalzuurprut,
want zelfs de knekels muiten.
Neutraliserend fungeert
mijn vers als afvoerput.