’s Avonds laat krijg ik met moeite
de deur op slot gedraaid,
alle lichten uitgeknipt,
de laatste kaarsen uitgeblazen,
het kost me kracht en heel veel adem
om die rook te zien opkringelen
in complete duisternis
die me daarna vergezelt
de trap op, waar mijn lakens wachten,
die ik amper over me heen krijg,
waarna ik moet vechten en stribbelen
tot mijn oogleden dicht willen vallen
en afscheid nemen voor even.
Gelukkig is er altijd nog de waakvlam.