Zoals ook het wachten op het voorbijschuiven van huizenhoog
geluk me als een voorzichtig ingeburgerd wezen, en
het zijn van zijn tijd me beetje bij beetje ontrafelt, als
ik werkelijk alles weer op zijn ingevroren plaats leg.
Stijf been stuwt
me vooruit.
En hoe de gravure weent om hartstocht want hij is
bevriend met een kind zonder plek, in wat mij
tokkelend op mijn slaap als een vermoeide reisgenoot
door de maan de lucht doet opsnuiven,
voelt het alsof wij ook de stad beloven,
met een gekwelde ziel tussen de bladzijden van
mijn verkrampte boek gezongen.