Waarom egeltjes kunnen lezen (Het Grote Bos deel 2)

20 jun. 2020 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

De egeltjes van het Grote Bos speelden buiten. Alle egeltjes? Neen, de tien oudsten hadden zich op hun gemakje onder de oude eik gezet. De dassen, hun erfvijanden, waren op vakantie en dus konden hun kinderen en kleinkinderen vrij in het bos dartelen. Egeltje Prik en negen van zijn vriendjes speelden voetbal op de open plek, midden in het bos. Ze hadden al drie ballen kapot geprikt en dit was hun laatste. Egeltje Pegeltje gaf de ideale voorzet en Egeltje Prik kopte hem binnen. De bal rolde de helling af en de egeltjes renden erachter aan. Ze vonden hem lek tussen de varens. Beschuldigend keken ze naar Egeltje Prik, maar die haalde zijn schouders op. Wat kon hij eraan doen dat hij een egel was, met stekels op z’n kop?
             Net toen ze terug wilden keren naar de open plek, zag Egeltje Pegeltje een vreemd voorwerp tussen de varens. Het was een krom stuk hout met allerlei vreemde tekeningen op. Er stond ook iets op geschreven. Hij riep Egeltje Prik erbij, de enige van het gezelschap die kon lezen. Er stond: “Als je wilt dat een boemerang bij je terugkomt, gooi hem dan weg.”
            “Wat is een boemerang?” vroeg Egeltje Pegeltje.
            “Dat weet ik niet precies,” antwoordde Egeltje Prik, “maar ik veronderstel dat wat jij in je handen houdt, een boemerang is.”
            “Waarvoor zou het dienen?”
            “Dat weet ik niet precies, maar ik denk dat je hem moet weggooien en dat hij naar je terugkomt. Misschien moeten we dat eens proberen.”
            “Dat is een goed idee, Prik. Kom, we gaan naar de open plek,” riep Egeltje Pegeltje.
            De hele muite stoof naar de open plek. Prik mocht de boemerang als eerste weggooien. De anderen gingen een eindje van hem af staan. Misschien was het gevaarlijk. Met een flinke zwaai smeet Prik de boemerang naar de berken aan de rand van de open plek. Eerst zwiepte het ding rechtdoor, maar vlak voor de bomen maakte hij een wijde boog en zweefde zo snel als de wind in de richting van de andere egeltjes. Fwap-fwap-fwap, chop-chop-chop. Ze hadden geen tijd om weg te duiken. Onthutst ving Egeltje Prik de boemerang. Hij droop van het bloed. Negen kleine egeltjes lagen onthoofd op de open plek.
 
In paniek rende Egeltje Prik naar de oude eik en vertelde hyperventilerend wat er was gebeurd. Toen hij de dood van de egeltjes meldde, raakte Egel Regel buiten zichzelf, greep de boemerang en smeet die zo hard mogelijk weg. “Duivelswapen”, riep hij nog. Egeltje Prik rolde zich vliegensvlug op een bolletje en liet zich in het gras vallen. Even later vielen negen hoofdjes en vier vingertjes naast hem. Egel Regel had de boemerang willen vangen, maar het ding ging door zijn hand, sneed zijn keel half door en bleef steken in de oude eik. Regel keek verbijsterd naar de onthoofde egels in het gras en vervolgens naar zijn hand waar het bloed uit gutste. Toen viel hij morsdood neer.
              Egeltje Prik wrikte de boemerang uit de boom. Hij wilde dat ze het nooit gevonden hadden. Maar wat nu? Weggooien was levensgevaarlijk. Misschien moest hij de boemerang ergens verstoppen. Hij nam het vervloekte ding, sloop ermee naar de plek waar hij gevonden was, verstopte hem tussen de varens en snelde terug naar huis. Niet veel later legde een kwispelende hond de boemerang neer aan zijn voeten. “Wat was dat nu?” vroeg Egeltje Prik zich af. Hij joeg de hond weg en verborg de boemerang nu op een andere plaats. Niet veel later legde dezelfde kwispelende hond de boemerang opnieuw aan zijn voeten neer. En weer verstopte Egeltje Prik de boemerang. En weer legde Kwispeltje het krom stuk hout aan zijn voeten neer.
 
Enkele dagen gingen voorbij. Ontmoedigd zat Egeltje Prik onder de oude eik. Kwispeltje was nu zijn vriend, maar de boemerang raakte hij niet kwijt. Hij dacht en dacht en ineens had hij de oplossing. Hij zou hem bij de burcht van de dassen leggen. Ze zouden de boemerang vinden en hem net zoals de egeltjes gebruiken. Er zouden koppen rollen. Kwispeltje zou hij afleiden met een andere kromme stok.
 
De dassen van het Grote Bos waren net terug van vakantie en pakten hun koffers uit. In de hele dassenburcht was er een bedrijvigheid van jewelste toen er plots op de poort gebonsd werd. Plastron, de oudste der dassen, deed open, maar er stond niemand. Hij wilde net de poort terug sluiten, toen zijn oog viel op een vreemd voorwerp op de mat. Het was een krom stuk hout met allerlei vreemde tekeningen op. Er stond ook iets op geschreven. “Als je wilt dat een boemerang bij je terugkomt, gooi hem dan weg,” las hij. Plastron riep meteen alle andere dassen erbij. De boemerang ging van hand tot hand en allemaal lazen ze de tekst, van de oudste onder hen tot de jongste.
            “En wat nu?” vroeg Cravat, een van de pubers, “Is dat een boemerang?”
            Plastron antwoordde: “Dat klopt en misschien moeten we hem eens weggooien. Waarschijnlijk komt hij dan terug.”
            “Goed idee Plastron. Kom, naar buiten iedereen” riep Cravat enthousiast.
Plastron, Cravat en de anderen holden naar buiten, naar de voortuin van de dassenburcht. Het was een enorm grasveld omzoomd met eeuwenoude beuken.
“Mag ik gooien, Plastron, mag ik gooien?” smeekte Cravat.
            Cravat kreeg de boemerang. De anderen gingen een eindje van hem af staan. Misschien was het gevaarlijk. Met een flinke zwaai gooide Cravat de boemerang naar de rand van de vorstelijke voortuin. Eerst zwiepte het ding rechtdoor tot tussen de bomen, maakte dan een wijde boog en zweefde zo snel als de wind terug in de richting van de dassen. Fwap-fwap-fwap, chop-chop-chop. Alle beuken die de voortuin omzoomden lagen omver. Met ontzetting, maar ook triomfantelijk, ving Cravat de boemerang. Het droop van het vele bloed. Alle dieren in de baan van de boemerang lagen onthoofd tussen de bomen.
 
‘s Avonds werd er feest gevierd op de dassenburcht. Al hun vijanden waren in één klap dood en ze hadden het machtigste wapen onder de dieren in handen. De dassen hadden alles laten liggen om iedereen in het Grote Bos te laten weten wat er was gebeurd. Later die avond kwam zelfs de beruchte Jan Konijn, samen met Reinaert de Vos, bibberend champignons brengen om eer te bewijzen aan de dassen. Tegen middernacht waren de dassen in een ongeëvenaarde overwinningsroes. Ze lalden, paarden, schransten en zopen erop los en om drie uur dertig lag iedereen kriskras door elkaar op de grond, in bed of op banken en kussens. Het was muisstil, enkel het gesnurk van de dassen was te horen.
            Plots zwaaide de poort open en Kwispeltje stoof luid blaffend binnen. Voor de dassen goed en wel beseften wat er gebeurde, was Kwispeltje al met de boemerang tussen zijn tanden verdwenen.
 
Egeltje Prik lag snikkend tussen de grafzerkjes van zijn vriendjes, zoals elke nacht sinds de gebeurtenissen. Een vertrouwd geluid haalde hem uit zijn treurnis. “Het is niet waar,” dacht hij, maar het was wel waar: Kwispeltje. Hij legde de boemerang neer aan de voeten van Egeltje Prik. Tot zijn grote verbazing begon Kwispeltje te spreken.
            “Hier, Egeltje Prik, vriend van mij. Heb je gehoord wat er met de dassen gebeurd is?”
            “Ze zijn allemaal onthoofd zeker?”
            “Maar neen. Ze hebben een heleboel andere dieren onthoofd en de eeuwenoude beuken bij hun burcht liggen omver.”
            “Hoe hebben ze dat kunnen doen? De boemerang zaait dood en verderf bij iedereen die hem gebruikt. Er zijn negentien egeltjes onthoofd.”
            “Maar geen twintig,” blafte Kwispeltje. “Denk eens na, Egeltje Prik. Wie van de egeltjes heeft de boemerang gebruikt en heeft het leven niet gelaten? En wie van de egeltjes zag de boemerang geworpen worden en heeft het overleefd? Prik, vriend, jij bent de enige die weet wat dit stuk hout echt kan aanrichten. Daarom is hij van jou. Je bent nu het machtigste dier van het Grote Bos. Zelfs de dassen zullen je vrezen. Doe wat wijs is. Denk na.” En Kwispel verdween met de noorderzon.
 
Het nieuws van de roof en het feit dat Egeltje Prik de boemerang nu had, verspreidde zich als een lopend vuurtje door het Grote Bos. Egeltje Prik genoot wel van zijn nieuwe status en maakte voor zichzelf een troon onder de oude eik. Elke dag zetelde hij er enkele uren, terwijl hij de boemerang als scepter hanteerde. Hij zorgde er wel zorgvuldig voor dat niemand het magische opschrift op de boemerang te zien kreeg. Van heinde en ver kwamen de dieren met geschenken om Egeltje Prik gunstig te stemmen. Zelfs de beruchte Jan Konijn kwam, samen met Reinaert de Vos, bibberend champignons brengen om hem eer te bewijzen.
Egeltje Prik dacht veel na over wat hij uiteindelijk met de boemerang zou doen. Toen besloot hij dat alle egeltjes moesten leren lezen.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

20 jun. 2020 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket