Het is zaterdag. Baddag dus.
Sinterklaas is bloot op zijn mijter na. Hij stapt in een ruime flamingoroze badkuip. Hij heeft vandaag geen zin om zijn haar te wassen. Zijn schedel jeukt nochtans en zijn baard schilfert wat. Maar ’t is toch zo’n gedoe, vindt hij. Hij gaat wachten tot hij terug in zijn Andalusische haciënda is. Daar heeft hij zijn verzameling shampoos die hij van over heel de wereld bijeengesprokkeld heeft. En daar heeft hij ook méér tijd en een flinke haardroger te zijner beschikking om zijn weelderige haardos en knevel te föhnen en in de juiste vorm te brengen.
Jaja, Sinterklaas is best een fiere man.
Hij zet de kraan helemaal open. Geen druppel komt er uit.
‘Nicodemus,’ roept hij.
Zijn Opperpiet kan hem niet horen. Hij staat wat verderop in een gesloten douchecabine. Maar hij heeft hetzelfde droogteprobleem.
De Sint stapt dan maar weer uit bad. Afdrogen hoeft niet, want hij is niet nat.
Nicodemus komt aangelopen in adamskostuum en niet in zwarte-pieten-pak. Het is een gek zicht: een moorkop op een wit lijf.
‘Ook geen water in de douche?’ vraagt de goedheiligman.
‘Geen water en ook geen zeep. Geen handdoeken en ook geen washandjes,’ zegt Nico wat knullig.
‘Spijtig voor de Gamma. Kom, dan proberen we eens in de Brico, hier om het hoekje,’ zegt Sinterklaas enigszins beteuterd en hij vervolgt:
‘Euh Nicodemus, zodra je aangekleed bent ga jij dan eerst met Slecht-Weer-Vandaag naar de carwash? Doe maar alles erop en eraan voor mijn witte schimmel.’
Sinterklaas heeft binnenpretjes en roept zijn hoofdpiet nog na:
‘Ik ben toch nogal een kerel hé. Met mij kunt ge nog eens lachen’.