De eerste klanken vanuit de kerktoren klinken door
helder en onbezonnen bij het eerste
opstaan nietsvermoedend.
Tot ik wakker word
en jij
weet ik terug nooit
meer.
En te slaapwandelen tot de volgende morgen
de volgende
en de volgende.
Tot het gemis in de klokken
te dragen valt.
En ik op een dag weer kan zien bij zonlicht.