Er zit een steentje in mijn schoen.
Het schuift en prikt.
Ik weet niet hoe het er is gekomen.
Mijn schoenen zijn goed dicht.
Ik wil mijn wandelende voeten niet stoppen,
de rustige cadans niet onderbreken.
Het brengt mijn warrige hoofd tot rust.
Zuchtend geef ik uiteindelijk toe.
Ik houd halt aan de kant van de weg en maak mijn veter los.
Ik draai mijn schoen om en zie het minuscule pretbedervertje wegketsen op het asfalt.