Het begint in mijn rug:
een adem die sluipt, die sluimert,
tussen spieren die luisteren.
Geen storm, geen schaduw —
slechts een schuiven,
een siddering die zingt
van iets dat ouder is dan denken.
De lucht vernauwt, vertraagt,
het licht kantelt, kraakt.
Ik beweeg niet uit wil,
maar omdat de wereld knipoogt
en mijn lichaam volgt,
zoals water zijn bedding vindt.
Geen angst,
slechts richting zonder naam,
een herinnering die ruist
in de marge van mijn zinnen.
Een instinct dat tikt, dat trilt,
dat leest wat aarde fluistert
onder mijn voeten.
En daar —
in dat precieze, peilloze moment —
breekt iets open, stil en scherp,
een weten zonder woorden,
dat mij, met tedere trefzekerheid,
terugvindt.
Mephis (aka) Evelyn Mérida

