Het lijkt alsof het alleen nog maar over handen gaat. Eerst was er die gelovige meneer die vrouwen geen hand kon geven. Een teken van respect, vertelde hij. Al valt dat misschien moeilijk te begrijpen. Een andere man uit zijn gemeenschap verklaarde het als volgt in de krant: “Het is mijn grootste verlegenheid. Verstaat u dat? Voor ons is de vrouw de belangrijkste persoon in het leven van onze gemeenschap, de queen eigenlijk.” Tja, had dat dan gezegd, dacht ik. Het is me wat met die tradities. Zelf heb ik er niet zoveel mee. Tenzij het over frieten op zondag gaat. Ook in Frankrijk hebben ze geplogenheden. De mannen geven elkaar vriendschappelijk een zoen op de wang. De president van Amerika, die naar eigen zeggen wel eens durft grijpen met zijn handen (grab them …), wist niet waar kijken toen de Franse president hem een pakkerd gaf. Dat was lachen.
Er kwamen nog handen in beelden. Die van Moon Jae-in en Kim Jon-un, hoegenaamd geen Koreaanse vriendjes. Al lijkt het wel de goede kant uit te gaan met hun vriendschap. Ze schudden elkaar op neutraal gebied de hand, die ze vervolgens niet meer losten. Zelfs tijdens het wandelen bleven ze mekaars pollen vasthouden. Twee volwassen mensen die hiertoe bereid zijn, schamen zich niet, meen ik zo. In onze jonge jaren deden we hetzelfde om terug vriendjes te worden. En om iets te beloven zeiden we ‘hand erop’.
Maar ze zijn er ook als bescherming. We kennen het allemaal, als we met de klein mannen op een drukke plek waren. Op de zeedijk, of in een winkelstraat. Schrik dat ze niet verdwaalden. Dan stelden we die ene vraag. Soms zou ik het nog wel eens willen vragen, maar daar zijn ze wellicht te groot voor. Daarom schrijf ik het even op. “Handje?”