Met haar handen vol met boeken rende Hannah het zaaltje op de eerste verdieping van café De Vrede binnen. Kwart voor drie. Veel te laat! Was dat haar eigen schuld of kon ze het steken op tram 15 met moeilijk sluitende deuren en daarom verschillende keren eindeloos te laat vertrok? Op de tram steken was het fijnste. Maar veel veranderde dat niet aan het nijpende tijdsgebrek dat voor haar lag.
Hannah keek de de zaal rond. Mathieu was zo lief geweest om de stoelen al in rijen te plaatsen. Ze telde vijf rijen van zeven stoelen. Vijfendertig luisteraars, dat ze nog nooit meegemaakt. Een neerslachtigheid overviel haar. Kwamen er maar eens meer dan tien mensen naar haar gedichten luisteren. Ze schudde met haar hoofd. Zo goed als Paul van Ostaijen zou ze nooit worden. Ze troostte zich ermee dat Paul waarschijnlijk ook niet direct volle zalen lokte in zijn begindagen.
Hannah maande zichzelf aan om wakker te worden. Tien voor drie was het al. Waar ging die tijd toch naar toe? Snel legde ze de exemplaren van haar dichtbundels op de tafel vooraa en rende dan dan naar beneden om een flesje plat water uit het café te halen.
Vijf minten later holde Hannah weer het zaaltje binnen. Ze vervloekte Mathieu dat hij het verhaal over zijn cavia’s tandpijn net op dat had willen vertellen. Ze ging achter de tafel zitten en zette haar flesje neer. Drie voor één en nog niemand. Dit kon toch niet waar zijn? Niemand? Zelfs Sophie en Mira niet? Haar vriendinnen hadden het nochtans beloofd te komen. Hen nu nog bellen had geen zin.
Al tien minuten zat Hannah daar. Ze frunnikte aan haar dichtbundel en sloeg hem open. Het eerste gedicht, ‘Wit vlees’ genaamd, bleek haar vragend aan te kijken. Zonder er bij na te denken begon ze het hardop voor te lezen.
‘Niemand weet wat er achter dat witte vlees huist.
Het is wit,
Aantrekkelijk en toch niet
Is het maagdelijk
of
toch net bezoedeld?’
Handengeklap deed haar opschrikken. ‘Mathieu?’ stamelde ze.
‘Ja ik.’ De oudere man kwam de zaal binnen en ging op een stoel op de eerste rij zitten.
‘Waarom sta jij daar nou?’
‘Het viel me op dat hat al een eind na één was en dat er nog niemand was opgedaagd. Dus ik dacht dat het wel leuk zou zijn dat er toch één persoon kwam luisteren.’
Tranen prikten in Hannah’s ogen, ze kon hem wel zoenen. Ze stond op en liep naar hem toe.
‘Meisje, je bent een goede dichter. Ook al beseft nog niet genoeg mensen dat. Geef het tijd,’ fluisterde Mathieu.
‘Je hebt waarschijnlijk wel …’
Haar zin werd afgebroken door een hoop meiden die binnenstormde, Mira en Sophie voorop.
‘Sorry Han, die tram hé, het leek wel of hij elk rood licht en wat voor elke kleur ook moest hebbben!’ Mira sprong van haar ene voet op de andere. ‘Maar hier zijn we, met een hele fanclub!’
Hannah lachte, ze herkende maar één of twee van dames, maar dat donderde voor haar niet. ‘Ga allemaal zitten, ik ga er aan beginnen.’