Hoe jij ter taal zwerft
in het zwerken
van schier scheldwoorden
met ongewassen vlerken
onder de leren jas met aanwas
van het schurken aan de regen
de beschimpingen rijpen onder je tong
op het hijgen af
in een rijgen van doodskransen
als paternosters van verachting
en de windvlagen
die schudden
de overrijpe woorden vallen er als pruimen
alsof je voorhoofd het stalen aambeeld is
je gedachten met metalen wind beslagen
en al het gesprokene als lood
platvalt
op je lippen
met je o wee je gebeente
de hele zwik overboord gooit
daarachter ligt de grot van genezing
in de berg van slaap
een mansgrote holte van boutades
met de krop van pijn in de keel
je hangt er als de huig in je mond
zoals een vleermuis in een grot