In dit gebouw werd ze gek
hoe vaak stond ze niet op natte vloeren
gillend van plezier
rillend van kou
na al dat graaien naar water
de spatten opspringend en zij er achteraan
In het water zo veel kleuren
bewegend als dolfijnen
met brillen op en neer.
De benen aan de rand
stemmen van zwemlessen
de belofte van het glijden
van heel hoog de bochten nemend
op de buik met de neus
naar de bodem als een vliegtuig
dat gaat landen in een kinderzee.