jij bent mijn ruwe muren die elke storm doorstaan
als zachte pastelverf ben ik aan jou gaan kleven
jij bent alle deuren, slotvast in de nacht
ik lig aan je voeten, Welkom op mijn buik
jij bent het dak dat ons beschermt
boven mijn zolder vol herinneringen
de solide fundering van de kelder
waar onze toekomst zijn voorraad bewaart
boven jouw onbreekbare stenen
ben ik het tapijt dat onze tenen streelt
voor jouw raam naar de buitenwereld
ben ik het gordijn dat de koude weert
tijdens je kattenwasje lig ik languit spinnend in bad
voor we samen de dag gedag zeggen
ik ben de schemerlamp
bij een fluistergesprek
na middernacht
waarin ik zeg
jij bent mijn waaklicht
in het donker