Wild en onbezonnen.
Sonnet.
De winter geeft zich niet zomaar gewonnen,
want vooraleer hij weer aan ’t vluchten slaat
en ’t land opnieuw voor lange tijd verlaat
is hij nog aan een offensief begonnen.
Hij weet zich met zijn ongemak geen raad,
dus danst hij vrolijk, wild en onbezonnen;
hij heeft een web van sneeuwvlokken gesponnen
want binnenkort is ’t immers weer te laat.
Al heeft hij nu en dan charmante kuren
- die winter is toch echt wel een artiest, -
hij legt ook brave burgers in de luren,
viseert vooral de automobilist,
waardoor hij zorgt voor extra overuren
in 't voordeel van de 'arme' (?) garagist.