Wimpie in Wonderland (slot van deel 4)

16 nov 2017 · 18 keer gelezen · 0 keer geliket

 

               Niets gaat trager. Dan het sterven. Van een levendige pijn.

 

 

 

Ze leek nijdig maar was mild, het Poolse meisje van zestien.

Neen, van haar zoveelste kippenschnitzel wilde ik geen stuk.

 

Ignace lag thuis knock-out en Alfred, hij mocht fier zijn op zijn oeuvre, zijn verhaaltje klonk me in de oren als een vliegtuig zonder roest.

 

Lieve Lotje uit het dorpje Leba aan de Poolse kust was naast me komen zitten. Vier van onze oren hadden geluisterd naar Alfred die voorlas uit zijn tekstjes op dat onbevlekte frietpapier.

 

“Gelukkig. Het is kalm vandaag!” zei Alfred, want het was weer zo’n dag die een gans volk hypnotiseren kan. Alle schermpjes aan voor een man of elf. De knop in het hoofd staat bij de meesten dan op vaderland zonder fabeltjeskrant, en dan lijkt het alsof dat echt kan bestaan een natie, alsof ik me echt ergens anders moet voelen als ik één stap over een krijtlijn zet die iemand ooit getekend heeft, ergens tussen Eede en Strobrugge.

 

‘Mijn god, wat ben ik blij dat ik dít landje hier gevonden heb, die paar vierkante meter, binnenin een frietkot, waar geen vlag hangt en geen geur van onderscheid tussen de kleuren van een kop of wimpel’, dacht ik bij mezelf.

 

“En hoe eindigt het met Wimpie?”, vroeg Lieve Lotje.

“Ik weet het nog niet?” zei Alfred. “Veel gaat snel voor velen, traag de tijd voor anderen en tragisch is het ook voor blinden. Enkel zij die ogen sluiten, schijfjes bloedworst op de lenzen kleven, denken zo, dat het echt kan, om weg te kijken.”

 

“En hoe verging het Wimpies hond en kat? Vertel het, mily gnom!” wilden Lotjes ogen.

 

“Wat ik weet...” en Alfred vertelde, dat alles groeit, omhoog, opzij, opzij, zelfs in een poppenstoet groeien reuzen met de tijd, want nat papier-mâché het zwelt, hun kop wordt dikker en dikker en met de tijd barst alles.

 

Wimpies hondje stierf al na een jaar of twee. Meneer Wittebolle zei : zo gaat dat, man. En ook de kat, helaas, die leeft niet meer. Een baan is soms te breed, een wiel te snel en Wimpie nam een schop. Dat rood moet van de weg, zei mamalief.

 

Er zijn nu putten overal, ook in die tuin, met kruisjes, scheefgezakt.

 

 

 

Alfred zweeg, vouwde zijn frietpapieren dicht en legde ze onder een veel te grote pot met zure uitjes.

 

Hij sneed wat hartjes uit patatten en we aten samen, met ons drie. We dachten aan Ignace terwijl een voetbal rolde, ergens op het gras.

 

 

 

derde en laatste bladzijde van

'Wimpie in Wonderland'

(deel 4 van mijn e-boekje 'Twankie Wankel Twinkeltje')

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

16 nov 2017 · 18 keer gelezen · 0 keer geliket