Winter in Kiev
Te midden van de chaos probeerden ze opnieuw een front te vormen. Ze hadden terrein gewonnen, nu moesten ze het proberen bij te houden ook. De demonstranten waren terug gedreven, al was het maar voor even. Eén van hen lag nog op het asfalt te kermen. Dikke klodders rood sijpelden uit de gapende wonde op zijn slaap. Toch wist de man weg te kruipen, de rook in.
Viktor keek naar zijn knuppel. Het ding was besmeurd met een mengsel van zweet en bloed. Tot zijn ontsteltenis merkte hij dat zijn hand trilde. Even vroeg hij zich af wie of wat hij was. Een berkut, dat ben ik, dat mag ik niet vergeten. Hij droeg een dikke helm met plexiglas, een blauw camouflagepak met veiligheidsvest en zwarte boots met ijzeren tippen. Hij was gewapend met knuppel en schild. Hij was een berkut, een Oekraïense adelaar, zorgvuldig geselecteerd en zes jaar lang getraind. Samen met zijn maten had hij massa's protesten gebroken. Nooit hield hij zich in. Hij was sterk. Hij had mensen zien kermen voor zijn kracht.
En toch, vandaag trilden zijn handen.
Hij voelde zich doelloos, beland in een situatie die hem vreemd was.
Dat was hem nog nooit overkomen. Hij bad voor duidelijkheid en probeerde het gouden kruisje te voelen dat hij onder zijn uitrusting droeg. Hij kon het niet vinden.
Een groot stuk grijs knalde tegen zijn schild.
Het begon stenen te regenen. Brokstukken doemden op uit de rook en ketsten op de ordetroepen af. De demonstranten hadden autobanden in brand gestoken waardoor een dikke, stinkende damp zich overal had verspreid. Het speelde in hun voordeel. Zij konden nog altijd lukraak met stenen gooien, terwijl de geweren met rubberen kogels zo goed als nutteloos waren. Ze werden gedwongen zich terug te trekken. In de rook was hergroeperen onmogelijk.
Met hun schilden als paraplu's omhoog geheven liepen ze weg, op zoek naar dekking.
Viktor dacht terug aan de afgelopen dagen. Hun bataljon was niet lang geleden vanuit het oosten van het land naar Kiev gestuurd. Vanaf het moment dat ze toegekomen waren, was de hel losgebarsten. Dat had hij niet erg gevonden, integendeel. Daar waren ze op getraind. Ze zouden orde op zaken stellen. Het was een uitdaging.
Toch waren de dingen anders gelopen dan hij had verwacht.
Dagenlang hadden ze gevochten. Eerst zoals altijd, met knuppels en schild. Zijn rechterarm was al na één dag stijf van het meppen. Maar de menigte leek onstuitbaar. Daarom kregen ze toelating om waterkanonnen te gebruiken, ondanks de vriestemperatuur. Officieel gebruikten ze rubberen kogels, maar een paar keer werd er met scherp geschoten. Er vielen doden.
En toch stonden de demonstranten op straat, elke dag opnieuw.
Viktor wist dat hun missie onmogelijk was. Het volk zou nooit opgeven.
Vandaag is een wanhoopspoging.
De ordetroepen hadden zich ver genoeg teruggetrokken om een nieuwe linie te vormen. Viktor voegde zich in de strakke, zwarte lijn. Hij was één van hen, zo hoorde hij zich te gedragen. Toch voelde hij zich verloren tussen de anderen.
De rook klaarde op. Eén voor één werden de demonstranten zichtbaar.
Hun kreten zwollen aan tot een krachtig geheel. Viktor moest een rilling onderdrukken.
Voor hem openbaarde zich een waanzinnige massa. Allen waren ze vol vuur en woede. Zelfs de man waarvan Viktor dacht dat hij hem een hersenschudding had geslagen, stond tussen de menigte. Een dikke korst bloed bedekte de linkerhelft van zijn gezicht. Hij leek zijn wonden niet eens te voelen.
Viktor wenste dat hij kon verdwijnen.
Hij wilde niet nog eens vechten, maar hij wist dat het onvermijdelijk zou zijn.
Hier word ik voor betaald. Waarom stel ik vragen?
Nogmaals zocht hij wanhopig naar het kruisje onder zijn vest. Hij kon het niet vinden. Draag ik het wel? De ruimte tussen de ordetroepen en de demonstranten werd kleiner en kleiner. Alle troepen hieven hun schilden op, klaar voor de strijd. Allemaal, buiten Viktor.
Zijn schild en knuppel liet hij vallen, zijn helm gooide hij op de grond. Zweet en tranen druppelden van zijn gezicht. Hij zocht kermend naar het kruisje onder zijn borst, naar één of andere uitweg, een mirakel.
Een mirakel.
Viktor keek omhoog. De tijd leek stil te staan. Hij zag een warme, oranje schittering in de lucht. Zijn verlossing, wist hij, neergedaald uit de hemel om deze waanzin te stoppen. Viktor moest bijna huilen van geluk. Hij merkte niet dat de troepen links en rechts van hem wegdoken.
De molotov cocktail raakte Viktor recht in zijn gezicht.
Het ding ontplofte en slaakte een geweldige vuurbal. Alles gebeurde in een flits.
Viktor voelde geen pijn. Hij zag het meest wonderbaarlijke schouwspel dat hij ooit gezien had. Op dat moment was hij overtuigd van een heilige verlossing voor hen allen.
Op dat moment wist hij zeker dat alles goed ging komen.