TONSO
Tonso had nood aan een lange pauze. Liefst een hele dag, als het even kon.
De slungelige twintiger zat tegen de muur van de lege, witte hal. Hij dronk een blikje Peppergate en keek naar de onafgebroken keten auto's die voorbijgleed achter het grote raam. Aan het kruispunt schakelden vier verkeersstromen in elkaar over. Een foutloze, vloeiende mozaïek van machines. Zijn grootouders hadden ze ooit zelf nog bestuurd. Absurd.
Terwijl zijn ogen wezenloos naar de voorbijgaande stroom staarden, luisterde hij naar Bob Marley.
Na Could you be Loved stond hij op, smeet zijn lege blikje in de vuilnisbak en ging terug aan het werk. Deze voormiddag waren vijftien cliënten één voor één uitgecheckt. De laatste zou nu normaal gezien ook opgeruimd zijn. Weggezogen, foetsie.
Tonso was de enige die op gewone werkdagen ter plaatse was in het gebouw van de Dienst Zelfbeschikking van de Europese overheid. Hij moest alles netjes houden en zorgen dat de machines bleven lopen. Daarnaast verzamelde en verwijderde hij ook nog de achtergelaten kleren en spullen van de cliënten. Rechtstreeks contact met de cliënten had hij nooit. Dat was strikt verboden. Hij mocht geen enkele procedurefout veroorzaken.
Die procedure startte lang voor de cliënt aankwam bij de Dienst zelf.
Eerst moest je online een dossier aanmaken en een reden invullen. Zware ziekte, depressie, eenzaamheid... Dat soort zaken. Als je dossier goedgekeurd werd door de Oversten kreeg je een seriekaart doorgestuurd met een persoonlijk nummer. Dat kon soms maanden duren.
Met die seriekaart kwam de cliënt uiteindelijk op de Dienst terecht om uit te checken.
Zijn vader geloofde dat de overheid de Dienst had ingevoerd om overbevolking tegen te gaan. Hij vond het een schande, maar dat zei hij nooit in het openbaar.
Uiteindelijk betaalde de job wel goed.
Tonso liep door de hal naar een grote, metalen schuifdeur. Hij keek omhoog. Het licht stond op groen. Daarop stak hij zijn kaart in het slot, de deur schoof geluidloos open. Hij ging de laatste kamer binnen. De kamer was zacht en bol, vrouwelijk en geruststellend. Hij werd verlicht door dim, oranje licht. Hier kleedden de cliënten zich uit. Daarna gingen ze nog een deur verder, maar daar kwam Tonso nooit.
Tonso verzamelde de kleren van de laatste cliënt. Het was een oudere man geweest, zo te zien. Een groen, geruit hemd. Zwarte broek en beige schoenen. Wit ondergoed en witte sokken. Verder niks.
Als laatste pakte hij de schoenen van de grond. Langs de binnenkant waren ze nog warm. Het zweet rook naar een oud haardvuur. Hij besliste om er één bij te houden. Hij hield altijd één ding bij. Zijn appartement stond vol met spullen, maar hij kon niet stoppen. Het voelde gewoon fout om alles weg te gooien, om elk spoor van een bestaan te verwijderen alsof het er niet toe deed. Alsof het er allemaal nooit toe gedaan had.
Na het opruimen van de kleren ging Tonso de grote zaal kuisen. Alles moest dagelijks terug blinken. Daar was hij uiteindelijk twee uur mee bezig. Hij had geen haast. Er zou nog één cliënt komen deze namiddag, zag hij in de database.
Na het kuisen nam Tonso een pauze, deze keer langer. Hij sloot zich op in de bergruimte. Dat was de enige ruimte in het complex waar geen camera's hingen. Hij nam zijn mini 3D projector uit zijn rugzak en koppelde deze aan zijn laptop. Hij deed het licht uit.
Tonso zocht op het internet. Hij had haar snel gevonden, zoals altijd.
Ze werd voor hem geprojecteerd, levensecht. Naakt. Wondermooi.
Zonder weg te kijken, instinctief, liet hij zijn broek zakken.
Eigenlijk deed ze niet veel. Ze liep gewoon rond en keek je aan. Ze fluisterde dingen naar je, noemde je haar held. Ze zei hoe graag ze omarmd wou worden door je, hoe hard ze naar je verlangde. Tonso geloofde graag in haar. Toen hij klaar was zonk hij op de vloer, zijn hoofd tussen zijn knieën. Ze verdween, even plots als ze verschenen was.
Alles was donker.
Een leven vol lege dromen. Hij wist dat hij het zo niet zou volhouden.
Hij wist dat die hunkering, zonder echte liefde, hem binnenkort zou verteren.
Maar daar probeerde hij zo weinig mogelijk aan te denken.
Hij kreeg een fantasie. Wat als de cliënt die nu in de machine zat zijn meisje was?
Ze zou op het laatste moment doorhebben dat ze niet dood wilde gaan en net voor de machine haar zou verteren, zou Tonso haar horen schreeuwen en haar redden.
Dan zou Tonso haar meenemen naar huis. Hij zou haar nieuwe hoop geven en zij hem. Ze zouden verliefd worden en eeuwig samen zijn, tot op het einde.
Hij bleef nog even hangen in die gedachten. Toen stond hij op, trok zijn broek omhoog, deed het licht aan en liep de grote hal in. Hij wandelde naar de schuifdeur. Het licht was groen. Hij stak de kaart in de deur en ging de warme, laatste kamer binnen.