Op een dinsdag in februari was de hemel opengescheurd en vielen er katoenvlokken uit de mand van een goddelijke plukker.
“Kom je zaterdag niet naar het personeelsfeestje van Senioritas?” vroeg Natascha, terwijl ze aandachtig een berijdbaar spoor volgde.
“Ik denk het niet”, zei ik.
“Is dat te druk voor je?”, vroeg ze en ik knikte.
“Jammer. Zeg Ricky, hoe oud ben jij eigenlijk?” ging ze verder.
“Er zijn stukken uit het kind gebeten, maar het is nooit groot geworden”, zei ik en mijn mondhoeken bewogen.
We stopten voor een rood licht te Zedelgem.
“Neen, Natascha... 2021 min 1978… dan ben ik drieënveertig”.
Ze wreef met een hand over mijn grijze stoppelkop en zei : “Dan ben je jonger dan mijn vader.”
Ik vroeg haar niet hoe oud zij was, maar ik schatte negenentwinting.
“Als iets je op de maag ligt, kan je het altijd bij me kwijt”, sprak ze. Ik weet niet waarom ze dat plots zei. Ik antwoordde :
“Met mijn maagsap er bij wordt de moechoedos er niet beter op.”
“Moest mijn moeder je nu horen...” zei ze. Het werd groen en we reden verder.
Het hoogtepunt van het personeelsfeestje was de onthulling van een sneeuwman. Haast niet te geloven dat het in 2021 nog mogelijk was om van sneeuw een kunstwerk te maken. Het was een verrassing voor het personeel van de rusthuisbewoners. Ze hadden hem in de vroege ochtend in elkaar gerold en gezet. Een blauw dekzeil had hem eerst nog verborgen. Na tjingtjing en nog tingeling met glazen cava mocht hij onthuld worden en er verscheen een witaard met een enorme bochel, een grap van de oudjes.
Op maandagochtend speelde er geen Indische muziek in Nana’s Twingo.
“Wat heb jij gedaan in ‘t weekend?” vroeg ze.
“Ik ben weer begonnen met beschilderen”, antwoordde ik.
“Schilderen?”
“Kevers in kleurtjes steken”, zei ik, “een hardnekkige hobby.”
“Wil ik wel eens zien”, sprak ze.
“Maar ik ben een slechte god want de schepping van een nog mooiere Congolese juweelkever is me niet gelukt”, was een lange volzin voor mijn doen.
“Ik hoop dat je geen al te droevige kleuren gebruikt”, ze zei, “want soms lijkt het alsof er vaal regenboogverdriet uit je ogen sijpelt als de zon op je gelaat schijnt.”
“Ricky”, zei ze, “als er iets waarmee ik je kan helpen, zeg het me!”
Ik twijfelde en antwoordde : “Ik slaap als een oude maan. Wil jij me beter vastbinden?” en ik deed haar mijn uitleg over de shibari, dat die houding mijn rug stilaan om zeep hielp en dat ik toch enigszins fit moest blijven, voor het werk.
“Het is niet wat ik denk”, zei ze.
“Neen, dat is het niet.”
Ze ging er over nadenken.
bladzijde zeven van
'Winterrust'
(vierde en laatste deel van mijn e-boekje 'Ricky Minnaerts Somertijd)