Winterrust (slot van deel 4)

8 nov 2017 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

 

Lentes begonnen met de jaren vroeger en vroeger, als veel te ongeduldige maagden en het was op een rustige vrijdag dat zij mij het vroeg :

“Ricky, het is een instrument, ik heb het geërfd van mijn grootmoeder, maar ik heb lastige buren. Mag het bij jou, boven het restaurant, ‘s avonds?”

“Welk instrument”, vroeg ik haar.

Een veena was het en ik zei dat het goed was. Het restaurant sloot na tien uur en als ze dan kwam mocht ze dan van mijn part spelen zo lang als ze wilde.

 

‘s Anderendaags -het was een zaterdag die hemelse klanken lokte- stond ze daar in het midden van de zolderkamer. Ik keek naar het instrument. Het was een goede meter lang en telde zeven snaren.

“En kan je het aardig bespelen?” was een domme vraag van me.

“Bind me eerst vast”, vroeg ik. Ze legde de veena voorzichtig neer en bond me vast op een manier die ze begreep. Het was een ritueel geworden en ik was niet meer gekleed. Ze had over shibari en kinbaku gelezen en me gezegd dat het er belachelijk uitzag, als ik mijn kleren aanhield. Dat was enkele maanden geleden.

 

Eenmaal ik weer correct vastgebonden lag, ging ze op een krukje zitten, sloeg de benen over elkaar en legde de veena in haar schoot.

Elke beschrijving van wat ik toen hoorde zal tekortschieten. Tonen kronkelden en slangen wentelden zich rond mijn lichaam. Het waren serpenten met over hun ganse lijf bloed zuigende tentakels en ze lieten me niet los. Ze maakte het zijn lichter en ik viel in een zware leegte toen ze ophield met spelen.

 

Ze maakt het koord dat ze me in de mond gebonden los en vroeg me of het te harden was, haar getokkel. Ik zei dat ik me niet voelde als Sisamnes, dat de ervaring omgekeerd was, dat ik eindelijk het gevoel gekregen had gevild te worden door een zachtheid, dat een mantel van harde tijden van me afgleed.

 

Nana zei daarop niets, ze bond me het koord weer in de mond en zei : “Tot morgen”.

 

 

Zoals je nu al weet, werden de zomers warmer en warmer. Het was heet op de zolderkamer en als ze me vastgebonden had, sprenkelde ze me water op de rug. Ze kleedde zich uit, hing alle schaamte aan een kapstok en de veena vond haar geest.

 

Ze speelde alsof de tonen haar vingers verlieten, als vlinders een rondje vlogen, weer terugkwamen en weer in andere formaties uit het instrument tevoorschijn kwamen gewiekt.

 

Rond middernacht legde ze de veena neer. Sinds die eerste noot was het instrment op de zolderkamer gebleven en ik zorgde ervoor als een fluwelen wolkendek voor een zongevoelig kind.

 

Ze kleedde zich weer aan, sprenkelde me nog wat water op de rug en verdween in de nacht.

 

 

 

negende pagina van

'Winterrust'

(vierde en laatste deel van 'Ricky Minnaerts Somertijd'

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

8 nov 2017 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket