Woestijnslenteraar
Ik beweeg me door een zee van zand
naar het hartland van de dadels
Ze weigeren ontpit te vallen
uit hun sierlijk geschubde palmen
aan de zoetwaterboord van de oase
Ik ben een donkere denker met laag zelfbeeld
die verveeld door de woestijn kruipt
over stenen rozen en rotsbrokken
tot het bloed uit mijn knieën gutst
en ik de stolling laat voor wat ze is
een bruinig spoor van pijn en ellende
een herinnering aan hitte en koude
Ik vind er mijn broodnodige hersenvoedsel
Uit de droogte en de dorheid van mijn bestaan
ontspringt een ondergronds kanaal
Het bevloeit mijn nomadenklimaat
tot een plek van vochtige overvloed en beschutting
tegen de hardleersheid van de rauwe natuur
Ik geraak er bevrijd van elke negativiteit
Ik vind er de zonsopgang in mijn hoofd