Writer’s Block

12 jun 2025 · 4 keer gelezen · 0 keer geliket

Het is een koude winterdag…

Waarom winter? Laten we anders zeggen dat het zomer is. Dat het zonnetje schijnt, de vogels fluiten en andere zon-gerelateerde activiteiten bezig zijn.

Het is een warme zomerdag…

Ziet u wel, het klinkt al beter, daar wordt de mens direct opgewekter van. Laten we die warm nog vervangen, want wat zegt dat eigenlijk ‘warm’. Wat is een mens nu met een onduidelijke temperatuuraanduiding. Warm; dat kan 27 graden zijn of 39 en er is toch een merkbaar verschil tussen de twee. Bij 27 gaat men een wandelingetje maken, komt wat bekenden tegen, nodigt ze uit voor een frisse pint terwijl de buurman worstjes staat te grillen. Bij 39 kan een mens de slaap niet vatten omdat die dreigt te verdrinken in zijn eigen zweet, bedekt hij puffend de ramen van zijn huis en verhuist met zijn ballen over de grond slepend hopeloos van zitplaats naar zitplaats op zoek naar het plekje, waar het net dat tikkeltje kouder lijkt te zijn.

Het is een zwoele zomerdag.

Zwoel, mensen krijgen goesting in onveilige strandseks, jongeren willen de alcohol in hun bloed voelen en de decibels in hun oren. Geschiedenis is geschreven tijdens zo’n zwoele zomerdag; Jimi Hendrix speelde met zijn tanden op Woodstock, Neil Armstrong zette een kleine en grote stap tegelijkertijd(!) en Hitler zond zijn troepen richting Polen. Er gebeurt voor elk wat wils op een zwoele zomerdag. ’t Is zelf een alliteratie. Zwoele Zomerdag. Maar het is zo’n standaarduitdrukking. Het brengt ons nergens. Plaatsbepalingen bepalen, tijdsaanduidingen aanduiden, bijvoeglijke naamwoorden bijvoegen, het doet er eigenlijk niet toe. Is de wereld dan niet even grijs of zonnig als de waarnemer dat zelf wil?

Op een moment in de tijd…

Het nieuwe doel, zonder verplichte leesomleiding, letterfile of woordenbotsing rechtstreeks naar de eindbestemming. Maar wat zou dat dan mogen zijn, het einde, het punt waartoe men komen wil? Een ultieme waarheid, dat heeft het postmodernisme al lang gelyncht. Houdt het leespubliek dus vooral niet bezig met waarheden rond hun strot te hangen.

Op een moment in de tijd zit een man. Lederen schoenen houden zijn berkrompen lichaam recht. Hij kijkt op zijn horloge, de grote wijzer bevindt zich precies tussen de elf en de twaalf. Hij kijkt op en ziet een trein aankomen. Het piepende geluid van de remmen ontwaakt hem uit zijn loomheid. De deuren gaan open, zoals enkel treindeuren opengaan, met een ongelooflijke blijk van triestigheid. Hij staat even stil bij zijn vrouw die denkt dat hij momenteel doelloos contracten uittypt, alsof hij nooit zijn ontslag had ontvangen. Hoelang duurt het voor ze opmerkt dat al zijn kleren niet meer in de kast hangen. Hij klemt de bruine reistas nu steviger vast. De conducteur ziet hem staan en maakt een handgebaar. Het is nu de laatste kans om op te stappen. Hij voelt zijn voeten in drijfzand wegzakken…

Schrijven we dan over een depressieve man? Dat is te saai en daarbij mannen zijn zo passé. Men heeft genoeg verhalen over mannen, over hun misdaden, hun kortzichtigheid, het achter hun lul aanhollen. De blanke hetero man is de ultieme vijand van de 21ste eeuw, dus het beschrijven van zo’n schepsel door gevoelens eraan toe te kennen, dat werkt alleen maar contraproductief. Men schrijft beter over de vrouw, het goddelijk wezen dat zelfs na meer dan tweeduizend jaar oppressie nog altijd straalt, als de

zon die zou kunnen aanwezig zijn op een moment in de tijd. Maar het is te moeilijk om een vrouw te beschrijven, niet-vrouw zijnde. Hoe schrijft men tegenwoordig dan over een man? Voeg er wat transvetten bij. Een beetje boter voor de anders zo saaie boterham.

Op een moment in de tijd zit een persoon, hij/zij kijkt in de spiegel naar zijn eigen lichaam, een fabrieksfout, maar geen klachtendienst waarnaar gebeld kan worden, geen garantie, geen proefperiode. Je lichaam, een ultieme aankoop waar je niks in te kiezen hebt. Geen tweede aan de halve prijs. Het enige bruikbare model. ‘Wat haat ik de mijne.’, zegt hij/zij nu onbewust luidop.

Nee, doe het niet. Dit is fraude. Het is te pretentieus. Misschien toch liever iet wat persoonlijker, maar dat kan eigenlijk al helemaal niet wanneer men schrijft om aan de verwachtingen van een publiek te voldoen. Woorden verliezen hun betekenis in ruil voor een doel. Houdt alstublieft ook rekening met de schrijfregels. Wil je eruit gekozen worden, zorg dan voor iets gestructureerd. Geen schrijver kan in de roos schieten zonder spanningsboog. Classicisme zoals Mozart, of iets meer buiten de lijntjes á la Beethoven, maar blijf toch ver weg van het Impressionisme.

Het is een koude zomerdag of een warme winterdag en een niet nader gespecifieerd specimen van de menselijke soort kijkt naar de wereld en ziet dat het naar de kloten is. ‘Het’ wil schrijven, een boodschap verkondigen, de wereld veroveren. ‘Het’ denkt, over alles wat ‘het’ schrijven kan. Wat jeugdtrauma’s, mislukt liefdesleven, een dode vader. ‘Het’ beseft dat ‘het’ dan maar beter iets fictief verzint. Bij gebrek aan inspiratie trekt ’het’ er dan maar op uit en houdt halt bij de eerste degelijk ogende tearoom. ‘Het’ bestelt een bier, het is goed uitgeschonken, het witte schuim kromt zich aan de rand van het glas. ‘Het’ hoort hier niet thuis en al helemaal niet op dit moment. De fietsclub voor bejaarden laadt hun elektrische tweewielers op, terwijl ze klagen over hun ruggenwervel dat verdraaid zit of over hun buikzak die alweer vol pis zit. Het kijkt dan maar naar buiten. Een groep twintigers verplaatst zich over de straat, ze springen van de ene kant naar de andere, zoals ze dat ook doen met hun onderwerpen. Daar hoort ‘het’ bij, of beter, daar wil ‘het’ bij horen. Wat droomt ‘het’ ervan om wat simpeler te zijn, tevreden te zijn met de simpele doelen des levens. Een schoon meiske, een glaasje meer kunnen drinken dan die rechts van u, een baantje met genoeg cijfers om te vergeten dat men het eigenlijk haat. Maar nee, ‘het’ wil meer. ‘Het’ kan niet genieten van de zonsondergang, want ‘het’ wil het beschrijven, het vatten. ‘Het’ tuurt rond, een ander specimen van de menselijke soort passeert in het gezichtsveld. Wat een exemplaar van de homo sapiens! Het is van dat kaliber, waar dit bierdrinkend exemplaar de evolutie wel mee wil bevorderen…

Men schrijft dan zonder al te veel nadenken en kijk wat er dan uitkomt: Middelmatigheid. Is het wonder dan uit de wereld. Wat moet een mens aanvangen met een tekst als deze? Waar is de fantasie naartoe? Een fictieve wereld creëren waar lezers uren kunnen in verdwalen, dat is pas schrijven! Dwergen die achter een ring aanhollen, tovenaars op school en pratende beesten, dat is pas imaginatief. Het leidt de mensheid eigenlijk ook nergens, ’t verkoopt tenminste.

…‘Het’ volgt het wezen, volgt de cadans van de benen die frivool een drie vierde maat slaan. Dat soort dat de mens al eeuwen op de benen krijgt. Als ‘het’ nu wat gewoner was, dan had ‘het’ kunnen opstaan, en de hand vragen voor deze wals. Maar ‘het’ is dat soort mens dat uit alles meer wil halen waardoor het achterblijft met minder. Toch staat ‘het’ op en laat het kerkhof voor bijna-lijken achter. Keert terug naar de jongere wereld, waar men nog bezig is met het leven te zoeken in de plaats van het te verliezen. ‘Het’ loopt achter die ritmische benen. Wanneer ‘het’ ze ziet verdwijnen aan de hoek van de straat, versnelt ‘het’. Leefde men nu in het caleidoscopisch liefdesparadijs van ‘Love Actually’ of zijn Vlaams gehandicapt broertje ‘Zot Van A’ dan zou deze actie niet als stalken bestempeld worden. ‘Het’ volgt dat sierlijke wezen, tot aan het eindje van een landweggetje. In het begin van die weg had een bord gestaan, een rode driehoek met een zwart uitroepteken erin en de woorden ‘weg in slechte staat’ eronder. ‘Het’ had even moeten grinniken, want de weg ligt effectief in een slechte staat, de staat der Belgen. Ondertussen bereikt ‘het’ de natuurlijke habitat van het prooidier. In de verte kan ‘het’ zien hoe het wezen de deur met een sierlijke zwaai toewerpt. Oh, wat is het een interessant diertje. Het lijkt zich van niets aan te trekken. Ontwaakt in het nest. Haalt wat voedsel voor de avond. Kruipt terug in het nest. Alleszins geen kuddedier. Iets wat maar een keer per jaar de instinctief verplichte paringsdans uitvoert…

Komaan zeg, nu is het een gluurder geworden. Wat is het volgende? Hemzelf aftrekken bij het zien van haar naakte lichaam in de douche. Zo creëert men geen sympathie voor je hoofdpersonage, maar kijk het is nog niet te laat. Maak hem gewoon een beetje raar, niet sociopathisch. Raar dat vinden meisjes nog wel schattig, zo’n Robert Pattinson die u bekijkt in uw slaap, maar liefst geen Alex DeLarge die u probeert te verkrachten op de negende symfonie.

…‘Het’ keert terug naar huis, zeg maar krot. Het is in zo’n slechte staat dat de kotjesmelker het zelf niet meer zou kunnen verkopen aan een armoedige student. Het is bestemd voor mensen zoals ‘het’. Een gediplomeerde die traag begint te beseffen dat zijn beste jaren achter hem liggen. Het is cliché, mensen zeggen het de hele dag door. Beste jaren daar, schoonste tijd hier. Wat ze er echter nooit bij vertellen is het knagend besef dat men er eigenlijk niks heeft uitgehaald, uit die zogenaamde beste jaren. Hoewel nagenoeg alle wilde feesteverzwijnen uiteindelijk toch getemd worden door een stel tieten dat met de toegang tot haar gleuf het dagelijks alcohol gebruik terugschroeft naar maandelijks of zelfs heimelijks, is ‘het’ toch wat jaloers. ‘Zij hebben ten minste iets om op terug te kijken’ , denkt ‘het’. Een parabel dat ze blijven herhalen, dat ze aan hunzelf voordragen wanneer de toegang tot de gleuf weer eens werd ontzegd. ‘Het’ heeft niks te vertellen. Was het niet dat ‘het’ op de gelijkvloers woonde ‘het’ had al uit het raam gesprongen. ‘Het’ dacht terug aan het jonge stel benen. Het poepje dat zich erboven bevond. ‘Het’ haat zichzelf, vooral de sociale angst die ‘het’ in de keel voelt hangen, iedere keer ‘het’ een interessant specimen ontdekt. ‘Het’ trekt er maar op uit. Vindt zichzelf een nieuwe drinkplaats, iets wat eerder als club dan als café kan omschreven worden. Met wat jongere mensen, al zijn het niet de populairste. Twee open en te blote lesbiennes drinken uit hetzelfde cocktailglas. Drie stoners staren tussen hun rasta’s de leegte in en vier nerds spelen een diplomatisch partijtje snooker. Groepen mensen die door de rest als te ver afwijkend van de norm beschouwd worden. ‘Het’ zit aan de toog, waar de mensen nog verder van de norm strandden. ‘Het’ telt het aantal lege glazen tot de serveuse ervoor wandelt. Een serveuse die ‘het’ pas na drie glazen whisky als iet wat aantrekkelijk zou bestempelen. ‘Het’ telt zolang de blaas het volhoudt. Na de opgave ervan, wanneer ‘het’ met de riem nog los en het toilet achter zich binnenwandelt, ziet ‘het’ dat stel benen opnieuw. ‘Het’ kijkt langzaam omhoog. ‘Het’ ziet: ogen, een neus en twee lippen. Meer zelf, ‘hij’ ziet haar bruinige ogen, haar schattige neus en haar volle lippen. ‘Hij’ voelt iets gloeien, wil roepen. ‘Hij’ weet het is nu of nooit…

Godverdomme, ik maak toch ook nooit iets af.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

12 jun 2025 · 4 keer gelezen · 0 keer geliket