Ze houdt wel van de grond
Beweert ze, want daar aardt ze
Waar ze net met beide benen stond
Ligt ze nu languit en paart ze
Ik groei horens op haar grond
En op mijn vraag onthaart ze
Waar 'k daarna mijn mond
Laaf tot ze 't komen klaart, ze
Hijgt volmaakt, plaatst lippen rond
Mijn hart, ze blust en brandt mijn lont,
Door bed of laken ongehinderd spaart ze
Ook mijn adem niet, ze zond
Mij likkebaardend van de grond,
Grijnst; ik wil nog een keer, verklaart ze.
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.