Ik ben rampzalig ziek.
Men zegt mij
dat ben jij niet, niet jij.
Vertel dan wat de dokter ziet
hoort hij stilte in mijn longen
ruimt hij ruimte in mijn keel
geneest hij speeksel, is hij al begonnen?
Vaak lijkt mijn hoofd dat van een beer
men wil aaien tot de vacht verdwijnt
tot mijn nieuwe haar verschijnt
als blonde prikjes zonder naalden.
Neem ik mijn beer, hij wil evenzeer
bij me liggen. Hij zegt dan
breek niet, niet nu, niet in twee
terwijl ik voor ons tweeën broodjes smeer.