Twee weken later besliste ik om er tussenuit te gaan. Ik sprak af met Mattia dat hij gewoon zou doorwerken aan de boerderij, die ik nog steeds mijn ruïne noemde ook al leek die ondertussen met dat nieuwe dak en die herstelde muren al op een gewone boerderij in aanbouw. De dag erna nam ik het vliegtuig en vloog van Italië naar Roemenië. Mijn moeder had tijdens haar leven altijd gezegd dat ik zigeunerbloed in de aderen had. Ik was afgestaan na geboorte en zij en haar papa hadden haar als baby’tje geadopteerd zonder veel van me te weten. De nonnen duwden me gewoon in hun handen en dat was het eigenlijk. Deze baby was voor hun. Geen andere. Trek uw plan. Maar ook al wisten ze niets van me, toch beschouwden ze me als hun kleine zigeuner, hun kleine Zigi. Later namen ook mijn vrienden die koosnaam over.
Misschien dat ik in het zigeunerland bij uitstek, Roemenië, iets van mezelf zou kunnen terugvinden. Dat ik er iets van herkenning zou kunnen voelen, maar ik landde in Boekarest, huurde er een auto en trok zes weken rond zonder iets van mezelf te herkennen. Uiteindelijk kwam ik tot de vaststelling dat het me eigenlijk te weinig kon schelen of ik effectief zigeunerbloed had.
Ik reed urenlang door bossen en bergen, helemaal tot aan de Moldavische en Oekraïense grens en terug, en zag veel armoede in de dorpjes. Ik overnachtte in jagershutten en blokhutten, in een tent naast de auto of in een occasioneel guesthouse, maar het kon me niet behagen. Het deed me te weinig.
Slechts eenmaal werd ik geraakt en bleef ik ook drie nachten in hetzelfde stadje. En dat had alles te maken met Ionuţ, het kleine jongetje van zes dat ongegeneerd door zijn moeder ingeschakeld werd om de gasten te bedienen.
Vanuit de keuken riep de moeder luid zijn naam en het jongetje schoot haastig langs de tafeltjes heen, stootte ondertussen een stoel om, twijfelde even of hij die nu eerst moest oprapen en dan naar zijn mama moest lopen, of dat hij eerst naar zijn mama moest. In dat moment had ik de stoel al opgeraapt en draaide hij zich weer snel om. Even later kwam hij met een volle plateau voorzichtig aangestapt. Hij had een voorschoot aangebonden gekregen die tot over zijn knieën kwam en hem zichtbaar hinderde. Er stond een kostuumpje op afgebeeld waardoor het leek alsof hij ook effectief een strikje en een gilet aan had. Hij keek voortdurend naar wat er op zijn plateau stond. De koffie klotste een beetje over de rand en dat stelde hem zichtbaar teleur. Hij zette de plateau op mijn tafeltje en ik liet hem er een voor een alles vanaf zetten, dat deed hij weer extreem voorzichtig en bedachtzaam. Een mok koffie, brood, boter, een potje confituur, een bordje met een spiegelei en een kommetje romige mămăligă, een soort van pap die blijkbaar typisch was voor de streek. Na mij serveerde hij de andere gasten, een Duits koppel dat aan het raam zat. Zowel de man als de vrouw waren ongezond dik en spraken over hoe ongehoord was om zo’n klein kind aan het werk te zetten alsof niemand hen kon verstaan. Maar hij was wel schattig, zei de vrouw. Natuurlijk was hij schattig antwoordde de man, alle kleine kinderen zijn schattig. Daarna wenkte hij Ionuţ met een kort handgebaar en wees naar zijn eitje. Hij had er twee besteld, zei hij, en hij stak twee vingers in de lucht. Zwei, verstehen Sie, zwei, nicht eins. Ionuţ schoot naar de keuken en hield de hele tijd zijn twee vingers omhoog. Ik dacht dat hij het niet begrepen zou hebben, maar hij was blijkbaar meer bijdehand dan ik dacht, want het duurde niet lang of er kwam nog een eitje op een plateau aan.
Na het ontbijt had hij vrij gekregen en stond hij met een grote bal op de binnenkoer. Er hing een basketring op een vrij lage hoogte waar hij de bal in probeerde te mikken.
Ik klapte in mijn handen en hij gooide me de bal toe. Samen speelden we basket waarbij hij me voortdurend voorbij probeerde te dribbelen, ook al was de bal eigenlijk iets te slap opgepompt om deftig te kunnen botsen. Hij glom van trots als dat ook effectief lukte en hij sprong in de lucht, klapte in zijn handjes en lachte aanstekelijk als één van ons in de ring wierp. Na een half uurtje riep zijn moeder zijn naam. Onmiddellijk onderbrak hij zijn spel. Met de bal onder zijn arm verdween hij naar binnen. De tweede en de derde ochtend herhaalde zich dat tafereel. Toen zijn moeder hem riep op de derde dag en hij de bal opraapte om naar binnen te gaan, riep ik ook zijn naam. Hij verstijfde. Het briefje van 200 lei dat ik hem wilde geven bekeek hij alsof hij niet wist wat het was.
Ik wees naar hem om hem duidelijk te maken dat het geld voor hem was, maar nog nam hij het niet aan. Hij keek er alleen maar naar. Zijn moeder riep nog eens maar dwingender zijn naam en verscheen in de deuropening. Ionuţ liep snel naar binnen.
Ik stapte op de moeder af en bood haar het geld aan en wees naar haar zoontje. “Voor een nieuwe bal,” zei ik in het Frans. Met een kort gebaar nam ze het aan en stak ze het in de zak van haar vest.
“Merci,” was alles wat ze zei en ze blafte Ionuţ iets toe waarop het jongetje nogal schaapachtig “multumesc” zei.
Daarmee was voor haar de kous af en ze draaide zich met de rug naar me toe. Ze duwde Ionuţ voor zich uit, verder naar binnen.
Die middag vertrok ik en zag ik hoe Ionuţ ook werd ingeschakeld bij het poetsen van de kamers. Hij trok het bed af in de kamer naast me, waar het Duitse koppel had gelegen. De lege bierblikken lagen overal half bijeengeknepen, een lege fles wijn stond op het nachtkastje en er lagen pizzadozen op het kamerbreed tapijt. Ik miste het kind nu al en had hem het liefst met me mee genomen, maar dat ging nu eenmaal niet.
Met hem voelde ik me wel verbonden, met de rest van de Roemenen niet echt. Misschien waren mijn verwachtingen ook wel te hoog geweest omdat mijn ouders en mijn vrienden me liefhebbend hun zigeuner genoemd hadden. Of ik echt verwant was aan zigeuners of Roemenen was ten zeerste de vraag, want afgaand op mijn uiterlijk kon ik evengoed van Marokkaanse afkomst zijn, wie weet Grieks, Turks of Tunesisch of Spaans of ja, Italiaans. Mijn huid was getint en mijn haar ravenzwart, mijn ogen donker donkerbruin, als diepe poelen. Ik was een zuiders type, dat was zeker, maar het zuiden was groot. Al de tijd dat ik rondtrok in Roemenië miste ik mijn Italiaanse stadje aan de kust. Toch vloog ik na de zes weken eerst terug naar België.