Met vinnige ogen zoekt hij achter het vernis van de horizon naar een vader die hij nooit heeft gekend.
Nu eens weerspiegelt het woelende water zijn geheimen dan weer verhult het zijn panische angst die blind in de golven slaat.
In de jachtige rimpelingen vloeit zijn gemis tot een schamel verhaal van loslaten en onbestaande herinneringen.
Met hart en ziel klieft hij water uit de rotsen en slaat hij steen tot kiezels.
Zijn lijf omklemt de grote leegte die in zijn hoofd rond zwemt.
Hij kijkt het verleden diep in de ogen en slentert er mistroostig door.
Hij drentelt naar het mollengat waar zijn vader al lang te slapen ligt.