mijn zoon van acht, bijna negen, zou hij zeggen, zit tegenover me en speelt met een rietje in zijn chocomelk; hij slurpt eraan en blaast erin
zijn haar is pas geknipt en het litteken naast zijn linkeroog steekt roze af tegen zijn gebruinde zomerhuid
hij kan zich moeiteloos en spelend vervelen, zegt dat de vakantie eeuwig mag duren
en ik denk: zolang hij maar snoep heeft om te snoepen en chocomelk om te slurpen en te blazen
en ik koffie en een boek om gewoon in te bladeren en naar hem te kijken