Ik drukte toen nog mee-eters uit de poriën van mijn neus.
Mijn eerste boterham belegde ik met kaas of vlees,
de volgende sneden met chocopasta, hagelslag of schilfers chocola.
Zondags sneed ik bruine kadetjes overlangs,
smeerde margarine en daarna zo veel chocopasta
dat, wanneer ik op de broodjes kneep, krullen beleg
naar buiten kronkelden. Zo at ik jarenlang.
Van diarree had ik alleen maar gehoord.
Maar opeens speelde mijn lever op en lag ik dagen plat.
Zoals een ex-roker zwoer ik 't genot van snoepen af.