De zon brandt hoog aan de hemel als een citroen, uitgeperst over hun halfnaakte lichamen. Als engelen daalden ze ooit neer op deze straathoek.
Hemelse noten stijgen op uit hun instrumenten. Ze blazen en slaan erop los, hun snaren trillen van vermaak. Zweetparels decoreren hun zwarte, glanzende huiden.
De muziek stijgt op en kruipt onder mijn huid, geeft me een alibi om mijn gedachten vrij te laten. Ik wieg mee, als een boom die smachtend de wind vangt.