yoghurt op Griekse wijze
schuimzeep
pitloze pruimen
honing
konijn
kaaskroketten
Roeland overloopt het boodschappenlijstje en vermoedt dat hij het konijn met rode ogen niet zal kunnen vinden, ook niet slapend, de oren naar beneden, onderin het rek bij de kassa, onder de kauwgom, doosjes tic tac en condooms met de fletse smaak van vroeggeplukte aardbeien.
Hij stapt verder tot hij voor een koeltoog staat, waar ze roerloos liggen, in een kunststof schaaltje onder vershoudfolie, lepeltje-lepeltje, telkens een bruine bloedworst tegen een witte pens aangedrukt.
Krijg je lichtbruine stoelgang van en de kaaskroketten van den Aldi zijn beter. Supersmeuïg. Goudbruine korst. Geloof me.
Terwijl er helemaal geen Aldi is in Tillegem en tante Galdys geen frietpot heeft, duwt Roeland met zijn wijsvinger krachtig op één van die gevulde varkensdarmen. Geen leven in die neger te krijgen!
Een vrouw achter de koeltoog kijkt argwanend toe.
"Of je ook placenta hebt, het liefst die van Adam of Eva?", is de vraag die hem op de lippen zwelt, maar hij zwijgt, legt één schaaltje worsten in het karretje en als hij de pamperafdeling voorbijrijdt, denkt hij aan zijn oudste nicht Vanessa.
Toen die haar melkbusjes na het baren en zogen van twee mollige dochters volledig wilden wegkwijnen, heeft ze nog Franse implantaten laten inbrengen, maar tevergeefs. De rek bleek volledig uit haar huwelijk te zijn en toen kocht haar man Kevin zich een BMW-brommer met twee voorwielen. Hij verhuisde, ging alleen wonen in de plooien van het Heuvelland om daar elk weekend gezwind bergop-bergaf te crossen; de lucht gierde hem als een zuiverende zeebries door zijn leeggesnoten neusgaten.
Na het vergeefs afschuimen van verschillende datingsites -alleen is maar alleen- heeft Vanessa een reis naar Cuba geboekt, werd daar halsoverkop verliefd op een bruine Adonis. Vanessa hertrouwde. Het werd een feest met rum, rommeltoetjes en roombotergebak. Adonis kreeg na enkele weken zijn verblijfs- en werkvergunning en nachten-, weken-, maandenlang, van heilige Justinus tot heilige Libertus, lagen ze bij elk ochtendgloren, net als een beulink tegen een witte braadworst, bloot in het schaaltje van het hete bed te bekomen van hun daden.
Maar toen het lente werd, kocht ook Adonis kocht zich een brommer, één met één voorwiel minder dan Kevin en is er mee weggereden naar god weet waar, de vergunningen veilig in zijn achterzak, om nooit meer terug te keren.
Roeland nadert de kassa. Het bleke meisje, dat er voor een rek vol met korte drank zit, heeft vier knoopjes van haar lichtblauwe schort openstaan, waardoor ze zichtbaar worden, het spannende shirt met rolkraag, een kruisjeshanger, ketting en borsten die als peren, als ferme muilpeertjes hangen te rijpen.
Zwijgend scant ze, terwijl ze passeren: de Griekse wijze die zich de buik volspoot met eigen yoghurt, kinderschuim, een valse baard, honing achter zuiver glas en in hun rayon blijven ze onaangeroerd liggen, pruimen in zakkjes naast rozijnen voor de sultan.
De Griekse wijze neuriet moeilijk hoorbaar en Roeland staart naar de kleine glasplaat met die rode schijn, wacht telkens op de volgende 'piep' van een gescande barcode.
Had hij maar geen lege doos met opschrift Lucky Dog genomen. De hondenbrokkengeur, die uit het karton opstijgt, overheerst alles, het parfum van de kassierster, de smaak van weerbarstige pruimen of van honingkoekjes in de vestzakken van een kruimeldief.
Als hij buitenkomt, wacht diezelfde vrijdag hem weer op, aarzelt hij om naar de kassierster te wuiven. Met zijn rekker bindt hij de doos op de fietsstaander en vertrekt, rijdt door een onwel, naar berkenwants riekende dreef naar het huis van tante Gladys.
Het poortje van de tuin staat open en tante Gladys trekt onkruid in de voorhof. Haar kale kameeltje bengelt in een los zomerkleedje.
"Alles gevonden?", vraagt ze en Roeland denkt terug aan het meisje bij de kassa.
"Bijna, neen, niet alles. Het konijn was nergens te bespeuren en die pruimen heb ik dan ook maar niet gekocht", zegt hij, terwijl hij het schaaltje met de worsten uit de Luck-Dog-doos neemt en met zijn wijsvinger twee putjes als oogkassen in elk van de worsten duwt.
"Roeland met vlezige worsten in z’n pollen?", zegt Gladys met een bedenkelijke blik, "en toen je het konijn niet kon vinden heb je die worsten maar gekocht?".
"Omdat ze zo zorgeloos tegen elkander lagen, die ene is precies een blanke meisjesworst met biosproeten".
"En die andere?", vraagt tante Gladys.
"Dat is een neger", antwoordt hij.
"Een zwarte, zal je bedoelen en die kaaskroketten bakken we wel in een casserole. Een flinke scheut olie erin. Maar een blanke meisjesworst, gij malle loeder. Hoe kom je erbij?".
Roeland zweet nog van het fietsen en in de badkamer gaat hij zijn tronie wat spoelen. Als hij de deur opentrekt, ziet hij hem daar languit liggen in een bad vol schuim. De Griekse wijze met zeepbellenbaard staart hem aan, haalt van onder het schuim een bloedworst tevoorschijn, prikt er wat bellen mee dood en tante Gladys is intussen ook de badkamer binnengekomen. Poedelnaakt. Haar rosse schaamhaar prijkt als een bermudadriehoek op haar onderbuik.
Ze zet zich neer op de rand van het bad, spreidt de benen en strijkt met haar rechter middelvinger door de klonters yoghurt, die als gestold eiwit aan de borstharen van die ouwe geilaard kleven. Daarna likt ze de vinger binnensmonds schoon en brengt haar hand naar haar dief, duwt de schaamlippen wat open en zegt spottend: "Hier groeit echt geen blanke meisjesworst, mijn lieve Roeland, eerder het puntje van een hete peper".
De ouwe bok met saterkop richt zich op en brengt de bloedworst over de verraderlijke bermudadriehoek tot bij die glimmende dief om, na wat heen en weer gefrot met die ronde dichtgeknoopte top, hem bijna volledig in de hongerige poes van tante Gladys te laten verdwijnen. Enkel het knoopje dat aan de andere van de worst zit, ziet Roeland nog.
De vunzige bellenbaardemaker trekt er wat aan en wrijft het knoopje heftig tegen het puntje van haar pepertje. Haar buik- en mosselspieren spannen zich meer en meer op. Tante Gladys sluit de ogen, houdt haar adem in en schreeuwt dan enkele seconden lang, als een dolle duivelsdochter, als een vurig lam dat net de staart afgehakt werd.
Roeland wendt zijn blik af, schudt zich de natte kop voor de blinde spiegel, wrijft de waterspatten van zijn gezicht en kijkt daarna opnieuw naar het bad.
Het bad is leeg en als hij terugkomt in de keuken, is Gladys appels aan het schillen.
"Van eigen boom, compote, voor bij de worst," zegt ze vrolijk, "proef alvast een kaaskroketje".
Hij neemt er één tussen duim en wijsvinger, bijt door de krokante bast en al gauw voelt hij de kaas smelten op zijn tong terwijl zij naar een beha grijpt in de wasmand. Haar armen haalt ze uit kleedje met motief van doornloze rozen en het valt op haar heupen. Ze draait zich om, steekt haar armen in de frisgewassen soutien en heft haar rijke natuur erin, kijkt over een schouder eerst naar Roeland en dan naar de haakjes van haar beha.
Roeland knikt, springt recht, veegt zijn vette vingers en de chapelurekruimels af aan zijn broek, haakt de beha dicht, legt de wreef van zijn hand even op die wervels waarin het liefste merg van de ganse wereld zich schuilhoudt, en gaat dan weer zitten. Ze verlegt haar puppy’s nog wat en de rozen kruipen terug omhoog, over haar rug en schouders.
Het vuur zet ze snel op een lager pitje en roerend door de kokende appelen, zegt ze warm: "Straks worst met compote en als dessert honing op een kwakje Griekse yoghurt".
Yoghurt op Griekse wijze
deel 1 van 'Zondebloemen'
uit de reeks 'Roeland Wittebolle'