Door het hek. Gladys roodt zich de lippen nog een keer en Lewis heeft een deur, waarop men kloppen kan, hetgeen gebeurt en Lewis is thuis, Roeland nog lang niet.
Gladys vertelt Lewis iets over bloed en beuling, over schuimbrood en een brand. Ze gaat dan vlak voor hem staan, op haar tenen, alsof ze achter hem ook brandweerwagens gehoord heeft en over zijn kop wil kijken om ze te tellen. Ze geeft Lewis een zoen op het voorhoofd en een afdruk van haar mond prijkt boven zijn wenkbrauwen. Slechts vel, wat bot en een hersenvlies scheiden de rode smak van zijn frontale kwab.
“En waag het af te vegen,” lacht ze de slaperige man toe, wiens huis op een volgestouwd arsenaal lijkt:
beitels, magazines, raspen
duimspijkers, vingerschroeven, affiches
rolletjes, kwasten en filmbanden
prenten, boeken, uitgescheurde billen
vijlen, velletjes en blokken hout
Krabbelpennen en een rol wc-papier liggen op een schrijfbureau; in de hoek van de enige kamer staat een ezel met een blanco doek. Overal waar Roeland kijkt hangt wel wat schaamhaar uit de stapels (op vergeeld papier); tepels en borsten hangen her en der, als te veel abrikozen in dezelfde boom, te veel bomen in hetzelfde bos. Gladys merkt dat Roeland niet weet waar eerst te kijken en zegt: “Op den duur let je er niet meer op. Hij verzamelt die dingen als reservenaalden voor die ene roze den die maar niet groeien wil.”
Roeland durft te lachen en Lewis schudt het hoofd: “dat doet ze nu elke keer, de draak steken met mijn collectie”. Hij zet een kan rozenbottelthee, en drie tassen bovenop een toren prenten en tijdschrijften, waarvan de bovenste mammeloesjes (die van Ann ‘bang bang’ Arbor) het al snel warm zullen krijgen, denkt Roeland.
“Of schenken we die knaap iets sterkers in?”, zegt Lewis.
“We zien wel”, antwoordt Gladys, die Roeland op de dij klopt.
De thee verdwijnt in hun keel en Lewis werpt Roeland een goedkeurende blik wanneer hij in één van de magazines begint te bladeren. Dude Magazine, March 1965, The Russian Bared or one day in The Life of Tanja Tolstoj.
Gladys staat op, zegt dat ze dringend moet, trekt wat velletjes van de rol wc-papier, verlaat de bungalow en stapt naar het vertrek op de achterkoer. Als onderweg haar hak in een verdwaalde dennenvrucht blijft steken, trekt ze het muiltje uit en slingert het naar het hoofd van de blauwe kabouter, die het projectiel niet ontwijken kan.
Twee mannen, temidden massa’s bloot en naakt. Lewis moet het kwijt aan Roeland: “Duizend borsten en granaatappelen! Dat is me wel een tantetje dat jij hebt. Dat ze al die jaren lang quasi onaangeroerd gebleven is?”
“Geef mij toch maar een dreupel”, zegt Roeland, want straks komt ze terug met in haar hart de ziel van Iokaste, met een lege blaas, met niets aan en zonder muiltjes.
Duizend borsten en granaten
deel 4 van ‘Zondebloemen’
uit de reeks ‘Roeland Wittebolle’