Zondebloemen (6)

14 nov. 2016 · 30 keer gelezen · 0 keer geliket

Rechts voorbij een automobielenfabriek en een gillende meisjesbus, links voorbij een pampermanufactuur en een lijkwagen met verstorven banden, dwars door een gesplitste kieskring, over viaducten, asfalt en volle strepen.

Het is een bundeltje ‘best of’ dat aan Roelands voeten ligt. Eva Eden, Irma the Body, Michelle Angelo en Bambi Leigh. Pas aan het vierarmenkruistpunt, waar een stapel Smart-voituurtjes in een glazen koker het Zoniënwoud probeert te overstijgen, komen ze in een file te staan. Roeland kijkt door het raam van de Simca en alles lijkt er op een rij te staan:

 

Adonis op een Kawasaki

Kevin op zijn driewieler

plofkipsoldaten in een Unimog

vijf prinsessen, tiental peertjes, glazen muiltjes in een overvolle koets

moeder met een kruiwagen op het logo van een bouwbedrijf

een beestenwagen met elf paarden en één dode poney

 

“We moeten het bord E411 volgen,” zegt Lewis. Ja de E411, de autostrade naar Stockem en Arlons, die begint na die scherpe bocht en net voorbij die blinde darm, die er als betondiarree uit de aars van Brussel begint te druipen, richting Luxemburg, waar de blanke goegemeente zich met zwart geld de reet schoonveegt.

 

Lewis moet er remmen, daar in die bocht bij Jezus-Eik en als hij volledig stilstaat, stapt ze in via het rechter achterportier van de Simca, gaat midden op de achterbank zitten.

June Palmer herself, in slechts wat zwarte lingerie. Ze spreidt zich de benen en de bijzondere lucht van een nylon poes slaat hen rond de oren. Lewis knipoogt naar haar in zijn achteruitkijkspiegel en als ze haar onderste ledenmaten één voor één tussen de voorzetels steekt, weet Roeland instinctief dat hij die naaldhakschoentjes uit moet trekken. Hij moet aan tante Gladys denken, hoopt dat ze zich niet laat naaien bij die kunstsmid te Poperinge.

 

June slaakt een zucht van opluchting nu haar voetjes niet meer gekneld zitten en al gauw hangt de zwarte tule van een even donkere beha over de schouder van Lewis. Dat ze niet onderweg zijn naar een beurs voor kwekers van exotische bonen, vertelt Roeland haar, terwijl hij haar zuignapjes bewondert. Te opzichtig misschien, want het lijkt alsof ze haar handen voor de boezem brengt, om er een grote hostie te breken.

 

Roeland kijkt weer voor zich. De Scania voor hen vervoert varkens en een jonge beer steekt zijn kop door de opening in het achterberd, terwijl June de armen spreidt en haar vingers over de rug van de achterbank glijden, om daarna haar benen nog meer te spreiden en haar tintelteentjes onder de voorstoelen te schuiven.

 

Lewis rijdt een parking op (van de Aire de Services te Bierges) en tankt de Simca vol. “Rij jij maar verder,” zegt hij tegen Roeland, die uitstapt en plaats neemt achter het stuur. Lewis stapt achteraan in, via het linker achterportier en neemt er plaats naast zijn eeuwige liefde. Roeland schakelt en vindt de versnellingen.

Pas als de Simca op volle snelheid is en een volgende helling afbolt, kijkt Roeland in de achteruitkijkspiegel. June en Lewis zijn verdwenen. Het is de blauwe kabouter, die al die tijd in de koffer opgesloten zat, die nu smalend naar hem lacht, zonder ogen, zonder broek.

Hij zit aan zijn minipietje te trekken en naast hem liggen een zwarte beha, een ongeopend blik witte bonen (gnomenklootjes in tomatensaus) en ook een stel verleidende ogen, op de cover van Kamera n° 32, photographed by Harrison Marks, featuring June Palmer.

 

Een gsm rinkelt. Die van Roeland. “Hoe je het, duizend borsten en bananen, in je kop haalt om me achter te laten bij die Esso,” roept Lewis door het toestel.

“Ik dacht dat je met haar op de achterbank lag,” antwoordt Roeland.

“Ik op de achterbank? Met haar? Met wie? Keer terug, jij geile ukkepuk!” waarna Lewis neerlegt en Roeland naar derde terugschakelt.

Via de afrit Waver maakt Roeland rechtsomkeer en als hij weer bij de Esso van Bierges is, trekt Lewis een achterportier open, grijpt de zwarte beha bij de lintjes en de kabouter bij de keel. Hij blijft knijpen en als die blauwe dwerg de pijp uit is, rolt hij hem in de beha en kiepert hem in een vuilnisbak.

 

“Niemand zit nog met zijn fikken aan dit stuur, behalve ik, en zeker niet zonder rijbewijs,” schreeuwt Lewis, terwijl hij met zijn linkerhand op het stuurwiel slaat, daarna een zakfles uit zijn jas haalt en wat jenever naar binnen kapt.

Hij slikt, herpakt zich en zegt: “Gij dreutel, gedomme, hoe is het mogelijk?”. Hij houdt zijn vuist twee seconden lang tegen Roelands kin, start dan de Simca en ze rijden verder, richting Redu.

 

In Redu parkeert Lewis zijn vierwieler naast ‘Mike & Benny’, een winkeltje in een kramikkelig pand naast een poelier. In de rekken staan en liggen, hangen roze jurkjes, balletbroekjes, macaber zijn de maskers, en vooral veel brol, kettingen en nagels met een punt, zelfbouwdozen voor een spijkerbed, lederen corsetten, riemen voor een hond of elf en nog meer klit en kluwen. Het is hier een echte augiasstal, denkt Roeland bij zichzelf.

 

“Mein friend Lewis!” roept Mike als hij Lewis ziet en klopt hem op de schouder.

“Ik wist niet dat je een soon had,” gaat hij verder.

“Deze picaro is de neef van een vriendin,” zegt Lewis terwijl al in een stapeltje vergeeld naakt begint te snuisteren.

“Lewis een friendin?” lacht Mike en wijst Roeland een stapel stripverhalen aan. “Hier, fripouille, van mijn hand!”

 

Roeland knikt en leest het voorblad : De avonturen van Anneke en Teefje, Kelderzipken en de zijnen, tekeningen van Benny Weensteen en tekst van Mike Van Hulle.

 

 

 

 

Kelderzipken shags Bambi Leigh

deel 6 van ‘Zondebloemen’

uit de reeks  ‘Roeland Wittebolle’

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

14 nov. 2016 · 30 keer gelezen · 0 keer geliket