Hoe ik je elke avond opberg
op de zolder
van mijn geheugen,
hoe je daar nooit wilt blijven
en als stof naar beneden dwarrelt
door de gaten van mijn herinneringen.
Hoe je dan telkens een plaats opeist
tussen het ontbijt en andere broodkruimels
en ik je nooit weggeveegd krijg
uit de mondhoeken van mijn ochtend.
Alsof de dagen onbegonnen zijn
zonder jou.