Afgelopen nacht kwam je schaduw
naast me liggen en vroeg
of er al dagen zijn, die beginnen
zonder jou.
Ik zei: alles kleeft
als kauwgum aan de onderkant
van mijn hart: onzichtbaar,
maar elke ademteug blijft er haperen.
Sedertdien leef ik
drie hartslagen tegelijk:
voor jou - na jou - met daartussen
de leegte
die dezelfde kleur kreeg
als het glas rood
dat we samen nog moeten drinken.