Wij zijn zonen en dragen dezelfde moeder. We houden
onze hoofden koppig, kijken star en hullen ons in wierook.
In onze handen klemmen we de draagbaar. Zo hard hielden
we nooit, was iets ons meer. Geslagen verdragen we de leegte.
Wij zijn geboren om mannen te zijn. Onze naam met zachte hand
gegrift, met trots. We rechten onze ruggen : wij zijn zonen,
moederwezen.