Langs de weidse uitzichten van La douce France voert de départementale ons langzaam maar zeker zuidwaarts. Voor ons geen hyperdrukke autoroute du Soleil.
Wegens de hitte overdag, verkies ik ’s nachts te rijden. Vrouw en kinderen zijn in slaap gedommeld. Het overgrote deel van de weg is kaarsrecht. Slechts af en toe zie ik de koplampen van een tegenligger opdoemen in de verte. Er is geen straatverlichting, dus ook geen lichtbezoedeling. De volle maan staat groot aan de hemel als een lichtbaken, omringd door duizenden fonkelende sterren. Op de achtergrond klinkt het tweede klavierconcert van Chopin als perfecte setting bij deze unieke ervaring.
Elke Frankrijkreiziger kent de Auberges de France. Halverwege onze tocht hebben wij een 'herberg' geboekt in Nuits Saint Georges, of all places. Het plaatsje is beroemd om zijn uitgelezen en inmiddels haast onbetaalbare Bourgognewijn.
Tijdens ‘le p’tit déj’ overzien we vanop het terras onder een stralend blauwe hemel links de eindeloze wijnranken en rechts de onmetelijke velden met zonnebloemen. Toeval of niet, vanuit de eetzaal zingt Nana Mouskouri: Le tournesol n’a pas besoin d’une boussole .
Na de krokante botercroissants spelen de kinderen nog even buiten voor wij de volgende lange rit aanvatten. Zoonlief is zoek. Wij vinden hem tussen de zonnebloemen waar hij op de grond zit te tekenen. Wij reizen nu verder tijdens de dag en raken niet uitgekeken op het kleurenpalet van de uitgestrekte weilanden en akkers. Een strelende zeebries geeft aan dat wij onze bestemming naderen.
Mooie liedjes duren niet lang zegt het speekwoord, maar wat hebben wij genoten om even te leven als God in Frankrijk. Weer thuis bezoeken wij met de kinderen het Van Gogh Museum. Onze zoon heeft iets ontdekt en roept blij: “Kijk, Mama, Papa, mijn bloemen uit Frankrijk.” In koor antwoorden wij: “Hé, ja Vincent.”