Het is weer zover. Hij wil weer. Naar Knocke. Doch niet voor het zeeleven.
Ik dacht dat ook hij zijn bestaan beu was en als je het leven dan toch ergens mee wilt vergelijken. Oké. Dan met een kwal.
Ik zeg het hem. Het is zever die je niet moet geloven. Het zijn zeven woorden in een nieuwskop die zo vals zijn als de regenboog.
Ik heb trouwens een brief gekregen van de heer Deboosere. Dat ik dat niet zeggen mag, dat zonsop- en zonsondergang niet bestaan.
Wat scheelt er met hem? Denkt hij dat ik hem beschuldigde van leugens, omdat hij al jarenlang, tot vervelens toe, verkondigde van wanneer tot wanneer het te zien zou zijn dat hemellichaam.
Ik zeg gewoon altijd de waarheid. In mijn ganse oeuvre. Mijn fantasie is oprecht die van mij en van geen ander wezen dat op dat vlak doorgaans een ernstige beperking heeft.
Roeland echter, hij gelooft echt dat de vrouwelijke politie in dit hete weekend topless zal patrouilleren op de dijk van Knocke.
En dan?, zo zeg ik hem. Wat zijt gij daarmee? Of is het de combinatie met die matrak je verrukt?
Hij is vast overtuigd. Van vele rare zaken en de heer Deboosere had er nog aan toegevoegd in zijn brief dat de zon wel degelijk beweegt. Dat deze stelling van mij onjuist was.
Goed, meneer Deboosere. De zon beweegt! Ik had in mijn betoog aangaande het begrip zonsondergang moeten schrijven dat de zon het middelpunt is van ons zonnenstelsel en zonsop- of zonsondergangen aldus vanzelfsprekend niet bestaan.
En ja, meneer Deboosere, zonnenstelsel met drie n’en, volgens de regel. Ik maak geen uitzondering voor dat ding en Roeland is dan toch één keer akkoord met mij.
Die dominante verschijning van Martine eeuwenlang op dat scherm. Het hoefde voor ons niet. Het bracht ons echt geen troost.
Breng mij alstublieft een kwal mee. Dat zeg ik nog tegen Roeland. Dat staat symbool voor inzicht op een bestaan dat je geleefd hebt. Het wordt doorzichtig, lijkt achteraf zo eenvoudig en je raakt het best niet meer aan.
En stuur mij alstublieft geen selfies. Geen Roelandkop naast een topless agente, naast een wedergeboren Van Damme, noch naast een weerman met pensioen die aan zijn welverdiende ijsje likt.
Omdat ik niet eens zo’n slimme telefoon heb, geen abonnement op ongebreidelde onzin en alle herdenkingsmissen zullen succes hebben.
Het is fris in de kerk, terwijl men buiten op die zwarte zerken een omelet zal kunnen bakken.
Voor den ivo. Voor dat vermogen te herleven. Roeland is daar toe in staat. Demonen voeden die mij dan verdrijven moeten, de lades van zijn incubators vullen met de kiem van wanhoop, van tegenslag.
Zijn broedmachines weren zelden larven van de dood of onbezworen eieren.
uit de reeks 'Roeland Wittebolle'