Wij hadden houten zwaarden zelf getimmerd.
Op de kermis won ik een zwarte plastic
Zorro-degen met een krijtje op de punt.
Ik daagde trots mijn broertjes voor de kling.
Bij de allereerste uithaal brak mijn lemmet af.
Ik beukte met mijn vuisten op hun ruggen in.
Mama rende op ons af, greep
de kling en trok striemen op mijn dij.
Ik belandde in de strafhoek, tussen
schoorsteenmantel en buffet.
Mijn vinger gleed in grijze voegen
en lijnde vuurrode bakstenen af,
terwijl ik diepe spijt betoonde.
'En ga je 't nooit meer doen?
Denk erom: het zweepje zal blijven
liggen bovenop de keukenkast.'
Jaren later heeft mijn moeder opgebiecht:
'Ik heb onhoorbaar hard gehuild.'