Het is als het gele gal
op de diepste bodem
van mijn leegegespogen maag.
Het zuurste restje vuil
dat alle vreemds en slechts
mijn lichaam afstoot.
Het zuur dat mijn slokdarm
doet branden waarna
het met laatste kokhalzingen
uit mijn lijf is gestuwd.
Pas dan kan ik
na complete overgave
instorten en weer opstaan.