Zwijgend

25 jun 2016 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

De akelige stem van mijn moeder vormt een telkens groter wordend contrast met haar warme, vriendelijke persoonlijkheid. Ik ben blij dat ze niet meer onophoudelijk tegen me praat. De eerste dagen na het ongeluk was het verschrikkelijk. Ik had een ontzettende hoofdpijn en het continue gekras van mijn moeders stembanden om een stroom van geruststellingen mijn kant op te sturen maakte die pijn alleen maar erger. Nu zit ze naast me en ze zwijgt. Ik zwijg ook. Ik hoor dat ze haar stoel wat dichter naar mijn bed schuift. Ze heeft zojuist een Delfts Blauw bordje -zo'n echte met golvende dunne randjes- waarop een met zwetende kaas belegde boterham ligt, naast mijn benen op de lakens gezet. Ik heb geen honger, maar hoef haar dat niet eens te vertellen. Ik voel me op mijn gemak als zij er is. Het voelt goed om niet te hoeven te praten, om niet te hoeven luisteren, om niet gezellig te hoeven te doen. Het voelt gewoon goed om samen te zijn.

Vanmorgen is mijn broer nog bij me langs geweest. Ik zweefde tussen wakker en slaap. Hij ging naast me zitten, keek om zich heen in deze sfeerloze ziekenhuiskamer en schudde zacht zijn hoofd. Ik voelde dat hij mijn linkerhand pakte, er teder in kneep en dat hij daarna zocht naar mijn reactie. In mijn rozigheid kneep ik niet terug. Ik wilde zeggen dat ik blij was dat hij er was, maar ik was nog te moe. Even te ver weg.

Ik kijk naar het Delfts Blauwe bordje met de boterham. Ik heb geen honger. Mijn moeder weet dat, dus zij pakt het sneetje brood en ze neemt er een flinke hap van. 

Stilte. Dan springt de televisie aan en kijken we samen de favoriete serie van mijn moeder. 

‘Zo dadelijk komt dokter Berg langs om even te kijken hoe het gaat,’ zegt ze tegen me.

Niet nodig, ik voel me top! wil ik zeggen, maar ik hou me in. Ik wil geen discussie en daarbij, ik weet hoe moeders zijn. Ik weet hoe mijn moeder is. Zij wil dat de dokter naar me kijkt.

Komt Tim ook nog langs vandaag? 

Ik zou graag hebben dat mijn broer wat vaker langskwam, ik mis hem.

Mijn moeder zwijgt even en zegt: ‘Dokter Berg gaf aan dat hij me wil spreken over je herstel. Het gaat straks vast beter. Misschien met kleine stapjes, maar ik weet zeker dat je vooruit gaat. Langzaam maar zeker vooruit, toch lieverd?’

Hoezo langzaam? Ik heb een auto-ongeluk gehad! Wat denk je dan? Dat ik in twee dagen weer rondhuppel? Hoe lang is het eigenlijk precies geleden? Eén week? Twee weken? En ik voel me nu per dag weer beter.

De deur aan de andere kant van mijn kamer glijdt langzaam open. Ik hoor voetstappen op de linoleum vloer. Ik hoor aan het geluid dat het dure nette schoenen zijn. Van het soort met houten hakken. Ik zit helaas niet helemaal rechtop en kan het daardoor niet goed zien.

Dokter Bergman, neem ik aan?

‘Meneer Vrijman. Ik kom even kijken hoe het met u gaat.’

De dokter loopt in beeld en hij komt met zijn gezicht vlak voor me hangen. Hij houdt een soort pen vast, met aan het uiteinde een lampje. Hiermee schijnt hij in mijn ogen. Dit is een terugkerend ritueel. Hij heeft een mooie pokerface, ik kan nooit uit zijn blik opmaken wat hij ervan vindt. Ik zie hem aandachtig kijken, terwijl zijn gezicht nog iets dichterbij komt. Zijn adem stinkt naar salami. Ik vind het vreemd dat de omgeving zo'n invloed heeft op mijn beleving. Bij de lunch vind ik de geur goddelijk. Nu walg ik ervan. Ik wil er iets van zeggen, maar hou me nog net in.

‘En… ziet u iets?’ De stem van mijn moeder.

‘Onveranderd. Helaas.’

Mijn moeder barst in een hysterisch huilen uit.

'Het wordt tijd om een beslissing te nemen.' De stem van de dokter.

Mijn moeder buigt zich over mij heen en ik zie haar gezicht. Mijn God, wat ziet ze er oud uit. Zou ze sinds mijn ongeluk zo slecht geslapen hebben? Nee, dat kan het niet alleen zijn. Ze lijkt wel twintig jaar ouder.

Mam, wat is er met je? Wat is er gebeurd?

Geen reactie.

Mam! Mama!! Waarom zeg je niets?

‘Ze kan je niet horen. Dat komt door het ongeluk,’ de stem van mijn broer.

Ik… Wat? Hoezo? Wij hadden een ongeluk, niet zij!

‘Precies…’ Hoorde ik mijn broer nog zeggen. Ik zoek hem in de kamer, maar zie hem niet.

Ik begrijp er niets meer van. In stilte kijk ik naar de dokter en mijn moeder. Mijn moeder heeft tranen in haar ogen. Ze veegt ze ongemakkelijk zo snel als mogelijk weer weg.

‘Betekent dit echt dat hij nooit meer wakker wordt?’

‘Dat is inderdaad wat ik u wil zeggen. De kans is in ieder geval extreem klein. Uw zoon ligt al ruim vier jaar in coma. In zo’n situatie is er vrijwel geen hoop meer op een herstel. Sterker nog, de kans dat hij wakker wordt en nog de zoon is die u kent, is nog een stuk kleiner dan één procent. Feitelijk is die kans nihil.'

Het snikken van mijn moeder wordt luider.

Ik wil mijn broer roepen, ik heb hem heb toch net nog gesproken? Waarom heeft hij me dit niet verteld? 

Tim, waar ben je? 

Dan hoor ik de wegstervende stem van mijn moeder:

‘Ik wil niet nog een zoon verliezen.’

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

25 jun 2016 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket